Boek 1 post 11: pagina 151-163
Titel van het volgende hoofdstuk is Voorwoord en noten bij de vertaling van Charcots 'Dinsdagcolleges' (1887-88). De tekst werd vermoedelijk in de periode 1892-1894 door Freud geschreven en hij stuurde 'afleveringen' ervan per brief aan zijn vriend Wilhelm Fliess. Hij verwijst in de teksten een aantal keren naar artikelen die hij pas in 1893 schreef (en die wij dus nog niet gelezen hebben). Charcot overlijdt tevens ook in dat jaar - dus gedurende de periode dat Freud deze aantekeningen bij diens werk maakte. Freud vertaalde Charcot colleges naar het Duits en voegde voorwoord en noten toe.
Charcot's colleges, die in het Frans de titel Lecons du mardi à la Salpêtrière dragen, verwijzen naar de dag in de week waarop Charcot zijn patiënten ten overstaan van toehoorders (vermoedelijk studenten, artsen in opleiding) behandelde.
Dit hoofdstuk laat zich moeilijk samenvatten omdat het de originele teksten van Charcot niet bevat, maar slechts Freuds losse aanvullingen en opmerkingen bij bepaalde passages van Charcot's college.
Ik zal enkele van Freud's nieuwe bevindingen uit de tekst lichten. Opmerkingen die meer licht doen schijnen op onderwerpen die Freud in deze fase zelf nog aan het ontdekken was:
"De kern van de hysterische aanval, in welke vorm deze zich ook manifesteert, is een herinnering, de hallucinatoire herbeleving van een voor de aandoening betekenisvolle scène. (...) Inhoud van de herinnering is doorgaans óf het psychische trauma dat op grond van zijn intensiteit geëigend was om de hysterische uitbarsting bij de patiënte te provoceren, óf de gebeurtenis die, doordat ze zich op een bepaald moment heeft voorgedaan, traumatisch is geworden. (p. 157).
Ik licht dit uit omdat ik weet dat Freud's hypothese dat traumatische herinneringen een rol spelen in de etiologie van de hysterie nog in toekomstige teksten uitgediept gaan worden. Hij doet hier dus al een eerste aanzet daartoe.
Charcot beschrijft een aantal gevallen van zeer welgemanierde en keurig opgevoede jongemannen die gebukt gingen onder hysterische aanvallen met obscene taalerupties. Freud geeft aan dat het geen toeval is dat juist in de hysterie het obscene naar buiten komt: (p.158)
"Men kan hier een samenhang vermoeden die een diep inzicht in het mechanisme van de hysterische toestanden toestaat. De hysterische delieren bevatten al het materiaal aan voorstellingen en impulsen tot handelen dat door de gezonde persoon is verworpen en afgeremd, vaak met een grote psychische krachtinspanning."
Hij legt hier de relatie met de eerder genoemde tegenwil (zie blog deel 1-10). Voor mij geeft dit een verheldering dat in de hysterische aanvallen onderdrukte (en misschien wel verboden en verdrongen?) impulsen naar buiten komen.
Een volgend punt dat Charcot beweert is dat erfelijkheid de werkelijke oorzaak is van hysterische aanvallen, duizeligheid en agorafobie (pleinvrees). Freud spreekt dit tegen. Hij postuleert hier - voor het eerst met meer stelligheid dan in zijn teksten tot nu toe - dat de oorzaak van hysterische aanvallen ligt in abnormaliteiten van het seksuele leven. Freud en Breuer's theorie zal zich in de hierop volgende jaren meer toespitsen op deze hypothese.
Verder zijn een aantal korte aantekeningen te lezen die over organische aandoeningen gaan en hoe deze te differentiëren zijn van de hysterie. Ook laat Freud iets vallen over zijn groeiende moeite met het gebruik van de suggestie (zo legt een voetnoot van de redactie uit). Mogelijk dat we dat nog tegen gaan komen in het vervolg van zijn geschriften.
Tot zover het hoofdstuk. Denkend aan deze eerste periode van Freud's werk en zijn samenwerking met Charcot, herinnerde ik me vandaag een opstel dat ik in het eerste jaar (2009) van de psychologiestudie moest schrijven voor het vak Inleiding in de psychologie. Het opstel moest gaan over hypnose en hysterie aan de hand van informatie uit de colleges en een begeleidend boek. Het was de allereerste opdracht die ik maakte voor de opleiding. Het verdiepen in de geschiedenis van de psychologie vond ik mateloos boeiend en leerzaam. Alles aan de psychologie was nog ongekend en fris en ik waande me op een soort ontdekkingsreis. Tijdens die inleidende colleges opende zich - juist aan de hand van het doorlopen van de geschiedenis van het vak - een onbekende wereld en nieuwe kijk op de mens. Nog meer kan ik me het cijfer herinneren dat ik voor dit opstel kreeg: een 10. Ik was lichtelijk ongelovig, verrast en trots tegelijk. Deze eerste 10 (er volgden er nog enkele!) gaf me de zekerheid dat ik de juiste studie had gekozen en dat de academische wereld mijn wereld kon worden. Tevens bekrachtigde het cijfer het toenemend plezier dat zich bij mij ontwikkelde voor het schrijven.
Ik heb het opstel terug kunnen vinden. Het geeft een geweldig stukje extra inzicht in de tijd waarin Freud leefde en de verschillende opvattingen die er over hysterie en hypnose heersten. Ik zal het morgen hier plaatsen - als extra achtergrondinformatie over de materie die we hier samen bestuderen.
Comments