top of page

Deel 1-15 Don't interrupt-us

Bijgewerkt op: 9 jan. 2019

Boek 1 post 15: pagina 210 - 227


Het volgende hoofdstuk draagt de titel 'Over de gegrondheid om van de neurasthenie een bepaald symptomencomplex als 'angstneurose' af te scheiden' en beslaat 25 pagina's, waarvan ik vandaag de eerste 17 pagina's heb gelezen.

De redactionele inleiding stipt de betekenis van deze tekst aan binnen het werk van Freud; het zou een eerste stuk van een wagenspoor zijn dat met allerlei aftakkingen door zijn gehele werk loopt. Het wagenspoor zou echter al vòòr het uitkomen van deze tekst zijn aanvang kennen - en wel in de correspondentie tussen Freud en zijn vriend Wilhelm Fliess, die hij naast persoonlijke brieven een groot aantal notities stuurde waarin hij zijn inzichten en hypothesen deelde (opgenomen in dit boek als de 'manuscripten').

Veel van wat in dit artikel genoemd wordt komen we in de manuscripten nog tegen (die deels dateren van vòòr de publicatie van dit artikel). Het artikel dat we vandaag lezen werd in 1895 gepubliceerd in een vaktijdschrift voor neurologie.

Verder duidt de redactionele inleiding aan dat we bij al het vroege werk van Freud nog zijn worsteling terugzien om neurologische termen te gebruiken voor zijn psychologische ontdekkingen. Deze poging culmineerde in hetzelfde jaar in zijn kennelijk mislukte Ontwerp van een psychologie en strandde daarna.

De inleiding van deze tekst van Freud leest als een pleidooi om de angstneurose als aparte categorie te beschouwen en niet als een onderdeel van de neurasthenie, waartoe zij kennelijk gerekend werd. Het geheel van symptomen dat Freud opsomt en uitwerkt kan gegroepeerd worden rondom het hoofdsymptoom angst. Wat volgt is een overzicht van de symptomen, die in de kern niet veel verschillen van de symptomen zoals we die in de hedendaagse angststoornissen kennen in het handboek van de psychiatrie (DSM-V). Toch is het boeiend om zijn uitgebreide beschrijving van de symptomen te lezen - juist om de uitleg die hij erbij geeft vanuit zijn eigen observaties bij patiënten. Mogelijk is deze aanzet van Freud om de angstneurose als aparte categorie voor te stellen de eerste aanzet geweest tot de angststoornissen zoals we die heden ten dage kennen. Dit lijkt mij logisch, maar ik ken de geschiedenis hiervan onvoldoende.

Freud spreekt van de volgende symptomen bij de angstneurose: algemene prikkelbaarheid (ophoping van excitatie - zie blog 1-14), angstige verwachting, angstaanvallen (met vergezellende fysieke ervaringen als hartkloppingen, ademhalingsproblemen, transpiratie, trillen, tintelingen in de ledematen), 's nachts wakker schrikken, duizeligheid en problemen met de spijsvertering. Het kernsymptoom van de neurose is de angstige verwachting:

"De angstige verwachting loopt natuurlijk geleidelijk over in het normale, ze omvat alles wat men gewoonlijk angstigheid, 'de neiging om de dingen pessimistisch te bekijken' noemt; ze gaat echter maar al te vaak verder dan deze plausibele angstigheid en is veelal zelfs voor de patiënt herkenbaar als een soort dwang." (p.215)

De hypochondrie is een voorbeeld van een sterke angstige verwachting, evenals de gewetensangst en extreme vormen van twijfelzucht. Hij onderscheidt vervolgens twee groepen binnen de angstneurose: de eerste groep heeft betrekking op algemeen fysiologische bedreigingen (angst voor bepaalde dieren, onweer, het donker, ongedierte - maar ook de morele scrupolositeit en de extreme twijfelzucht). De andere groep is die van de agorafobie (straatvrees). De fobieën en de dwangneurose ziet Freud als overeenkomstig in het gegeven dat beide gevallen een voorstelling dwangmatig wordt ten gevolge van de associatie met een affect/gevoel. Bij beide is dus sprake van affectverplaatsing (zie vorige blog 1-14), wat wil zeggen dat men eigenlijk ergens anders bang voor is (b.v. binnen het domein van de seksualiteit) maar dat het angstige gevoel gekoppeld wordt aan een ander object of situatie (b.v. onweer).

Over de etiologie van de angstneurose geeft Freud een indruk van de mogelijke bepalende factoren voor het ontstaan van een neurose - en lokaliseert deze (op een paar erfelijke gevallen na) in het geslachtsleven. Wat volgt is een vrije gedetailleerde beschrijving van de geslachtelijke problemen bij zowel vrouwen als mannen. Bij vrouwen (die sowieso een aanleg hebben voor angstklachten) onderscheidt hij de verginale angst, angst van pasgehuwden, angst bij wiens man ejaculatio praecox (voortijdige zaadlozing) of coïtus interruptus (voor het zingen de kerk uit) beoefent of weduwen en vrouwen die opzettelijk abstinent zijn. Verginale angst zou gaan over een angst die optreedt bij puberende meisjes nadat zij voor het eerst met seksualiteit geconfronteerd worden, bijvoorbeeld bij het zien van de geslachtsdaad. Waarom coïtus interruptus en de voortijdige zaadlozing de oorzaak kan leggen voor een angstneurose bij de vrouw (overigens ook bij de man) verdient enige toelichting:

"Deze gevallen horen bij elkaar, want als men een groot aantal voorbeelden analyseert, komt men moeiteloos tot de overtuiging dat het er alleen om gaat of de vrouw bij de coïtus wordt bevredigd of niet. In het laatste geval is de conditie voor het ontstaan van een angstneurose voorhanden. De vrouw blijft de neurose daarentegen bespaard wanneer de man die last heeft van ejaculatio praecox, de congressus meteen daarna met een beter resultaat kan herhalen. De congressus reservatus door middel van een condoom schaadt de vrouw niet wanneer zij snel opgewonden raakt en de man zeer potent is; zo niet, dan doet deze vorm van geslachtsverkeer niet onder voor de andere vormen. De coïtus interruptus is bijna altijd schadelijk; maar voor de vrouw is dat alleen zo wanneer de man deze vorm op lompe wijze beoefent, de coïtus dus onderbreekt zodra hij op het punt staat te ejaculeren, zonder dat hij zich iets van het excitatieproces van de vrouw gelegen laat liggen. Wacht de man de bevrediging van de vrouw daarentegen af, dan heeft zo'n coïtus voor de vrouw de betekenis van een normale coïtus; maar in dat geval loopt de man een angstneurose op." (p. 222)

Bij mannen geeft hij deels dezelfde oorzaken aan, zoals de coïtus interruptus, opzettelijke abstinente en gefrustreerde opwinding (bijvoorbeeld in de verlovingstijd, seksuele onthouding). De angstneurose kan overigens ook bij beide geslachten ontstaan als gevolg van overwerktheid en uitputtende inspanning. Alhoewel ik de verbinding tussen het ontstaan van angstklachten en problemen binnen het domein van de seksualiteit plausibel vind, werkt de specificiteit van seksuele problemen die Freud hier weergeeft als oorzaak van een neurose toch enigszins op de lachspieren. Zou het echt zo werken?

Deze vraag stelt Freud zichzelf gelukkig ook. De problemen binnen het geslachtsverkeer komen namelijk in veel grotere getale voor, dan dat er mensen met een angstneurose zijn. Er zijn dus tal van mensen die deze problemen van seksuele aard kennen, maar geen angstneurose ontwikkelen. Freud zegt hierover dat bij mensen bij wie deze seksuele problemen optreden - met de coïtus interruptus in het bijzonder - altijd een kwetsbaarheid/vatbaarheid ontstaat voor een angstneurose. Soms ontstaat de angstneurose daarna spontaan, maar vaker komt zij pas tot uitbarsting na meerdere belastende gebeurtenissen die na de coïtus interruptus plaatsvinden - b.v. een overlijden van een naaste, overwerktheid etc. Kort samengevat: problemen binnen het seksuele leven predisponeren het individu voor een angstneurose, maar deze hoeft niet in alle gevallen tot volledige ontwikkeling te komen.

Dat condooms overigens al bestonden in de 19e was nieuw voor mij.




210 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page