Boek 1 post 16: pagina 228 - 235.
We waren nog halverwege gebleven in het hoofdstuk "Over de gegrondheid om van de neurasthenie een bepaald symptomencomplex als 'angstneurose' af te scheiden." Een aantal termen die ik vandaag noem zijn al in het vorige blog uitgelegd - dat het eerste deel van het hoofdstuk behandelde. De laatste pagina's behandelen de theorie van de angstneurose, waarin Freud een aantal punten herhaalt (dat het gaat om een ophoping van -seksuele - excitatie) en een aantal nieuwe punten toevoegt. Hij geeft de seksualiteit een prominente plek in de etiologie van de angstneurose. Toch brengt hij zijn theorie (nog?) voorzichtig, met enig voorbehoud en schrijft dat het gaat om een verwachting:
"het mechanisme van de angstneurose moet gezocht worden in het feit dat de somatische seksuele excitatie wordt afgebogen van het psychische en dat deze excitatie als gevolg daarvan abnormaal wordt gebruikt". (p.229)
Een belangrijke weg die Freud beschrijft is van de somatische excitatie (seksuele, fysieke opwinding) die tot een prikkel leidt in het psychische leven. De somatische excitatie (in de zenuwen) bouwt zich enige tijd op voordat zij als prikkel in het psychische bewustzijn doordringt. Als dat gebeurt wordt bij deze prikkel in de psyche een seksuele voorstelling gevormd. Deze wordt voorzien van energie, die een (libidineuze) spanning veroorzaakt èn een aandrang om deze spanning op te heffen. Volgens Freud kan ontlading alleen plaatsvinden door een specifieke of adequate actie. Als dat inadequaat gebeurt, kan de energie zich manifesteren als ofwel een angstneurose of neurasthenie. De angstneurose zou ontstaan doordat de van de psyche afgebogen somatische seksuele opwinding inadequaat wordt gespendeerd. Eerder noemde hij hierbij verschillende voorbeelden van inadequate ontladingen, zoals abstinentie, verginale angst, coïtus interruptus etc. (zie vorige blog). Neurasthenie daarentegen zou ontstaan wanneer de normale geslachtsdaad vervangen wordt door masturbatie: (p.232)
"De angstneiging van neurasthenisch geworden masturbanten valt hieruit te verklaren dat deze personen zo gemakkelijk in een toestand van 'abstinentie' terechtkomen, nadat zij zo lang gewend zijn geweest elke kleine hoeveelheid somatische excitatie een overigens gebrekkige afvoer te verschaffen."
Alleen echte - en dan ook nog bevredigende - seks, zou dus het middel zijn om niet aan angstkwalen of neurasthenie ten onder te gaan! Hij lijkt hier (en herhaaldelijk) te pleiten voor het belang van een gezond en bevredigend seksleven voor ons psychisch welbevinden. Hij spreekt immers steeds van een 'adequate' actie en doelt daarmee op de geslachtsdaad, die het liefst ook voor beide seksen bevredigend dient te zijn - willen zij niet als een neuroticus eindigen. Maar wees niet bang, zoals in het eerste deel van het hoofdstuk al aangegeven werd, erkent Freud dat er ook mensen zijn die eerder genoemde seksuele problemen ervaren en geen angstneurose krijgen. Het optreden van één van de seksuele problemen predisponeerde volgens Freud altijd voor het ontstaan van een angstneurose, maar deze komt niet bij iedereen tot bloei.
De symptomen van de angstneurose noemt hij surrogaten van de achterwege gelaten, adequate actie, volgend op de seksuele excitatie. Om deze opvatting verder kracht bij te zetten vult hij aan:
"[..] moge ik eraan herinneren dat ook bij de normale coïtus de excitatie zich tevens uit als versnelde ademhaling, hartkloppingen, transpireren, congesties enzovoort. In de corresponderende angstaanval van onze neurose zien wij de dyspneu, de hartkloppingen enzovoort van de coïtus in geïsoleerde vorm en verhevigde vorm voor ons." (p.232)
Opmerkelijk - de parallel die hij trekt tussen de paniekaanval en de daarbij optredende symptomen en (de lichamelijke kenmerken van) de geslachtsdaad. De geslachtsdaad heeft inderdaad deze genoemde 'symptomen' (beter 'kenmerken') van versnelde ademhaling, verhoogde hartslag etc., maar deze ontstaan natuurlijk ook door de lichamelijke inspanning die geleverd wordt. Ik vind het wel een interessante verbinding die Freud hier maakt en die ik nog niet eerder heb gehoord. In een later hoofdstuk (ik heb een beetje vooruit gelezen) voegt hij hier nog een korte uitleg aan toe - wordt vervolgd dus.
Het hoofdstuk behandelt verder nog de vraag waarom het zenuwstelsel in de specifieke affect-toestand van de angst raakt?
Dit antwoord legt Freud als volgt uit: (p. 232-233)
"[..] de psyche raakt in het affect van angst wanneer ze zich niet in staat acht een van buitenaf naderende taak (gevaar) door een passende reactie af te handelen; ze raakt in de neurose van de angst wanneer ze merkt dat ze niet in staat is de endogeen ontstane (seksuele) excitatie te compenseren. De psyche gedraagt zich dus alsof deze excitatie naar buiten projecteert. Het affect en de daarmee corresponderende neurose staan in een vaste relatie tot elkaar: het affect is de reactie op een exogene, de neurose op de analoge endogene excitatie. Het affect is een snel voorbijgaande, de neurose een chronische toestand, omdat de exogene excitatie als een eenmalige puls, de endogene als een constante kracht werkt. Het zenuwstelsel reageert in de neurose op een inwendige excitatiebron, zoals het in het corresponderende affect reageert op een analoge uitwendige excitatiebron."
Een voetnoot van de redactie biedt hier enige hulp: we zien hier Freud's poging om zijn bevindingen in neurologische termen te gieten. Jaren later verdedigt Freud nog dezelfde theorie maar spreekt hij niet meer van exogene excitatie en endogene excitatie, maar van prikkel en drift.
Samenvattend: herinner de titel van dit hoofdstuk waarin hij de angstneurose van de neurasthenie als aparte neurose wil afscheiden --> de angstneurose en neurasthenie hebben een belangrijke overeenkomstigheid in dat de aanleiding tot beide stoornissen in het somatische gebied ligt. Het belangrijke verschil zit hem echter in de symptomen, waarbij men bij de angstneurose het beste kan spreken over 'ophoping van excitatie' en bij de neurasthenie van 'verarming van excitatie' (p. 235).
Opmerkingen