Boek 1 post 24: pagina 338 - 353
We gaan verder in de tekst Ontwerp van een psychologie - en kijken welke elementen Freud uit het psychische nog meer in het neurologische heeft weten te vertalen.
Het bewustzijn is behalve door psychologen van oudsher veelvuldig door filosofen bestudeerd. Freud geeft bij dit onderwerp de moeilijkheid aan om het bewustzijn een plaats te geven binnen zijn (poging tot een) kwantitatieve psychologie. Het bewustzijn noemt hij de 'subjectieve' kant van de fysische processen in het zenuwstelsel (p. 337). Wanneer het bewustzijn weg zou vallen blijft het psychische apparaat neurologische gezien echter niet onveranderd achter; het zou betekenen dat de waarnemingsneuronen wegvallen - dat zij geen bijdrage meer leveren aan de neurologische activiteit. De inhoud van het bewustzijn, zo schrijft hij, omvat reeksen van zintuiglijke kwaliteiten (we nemen zintuiglijk waar met ons bewustzijn). Maar het bewustzijn bevat een tweede belangrijke inhoud, die van de lust- en onlustgewaarwordingen. (Het gevoel van) onlust stelt hij daarbij gelijk aan de gewaarwording van een toename van kwantiteit/energie in het neuron (er ontstaat kwantitatieve druk). Lust zou dan de gewaarwording van afvoer (van de kwantiteit in het neuron) zijn.
Voor de geleidingsbanen tussen de ondoorlaatbare neuronen geldt dat kwantiteit zich ophoopt (een proces dat hij summering noemt) - denk aan de eerder genoemde ophoping van (seksuele) energie die Freud bij de angstneurosen als verklarende factor te berde bracht. Energie hoopt zich dus op in de (geleidingsbanen) van de ondoorlaatbare neuronen (die de endogene prikkels verwerken) tot ze doorlaatbaar worden, waarna ze van energie ontdaan kunnen worden. Een gevoel van onlust zou op die manier afgevoerd kunnen worden.
Hoe ziet dat gevoel van bevrediging er dan neurologische uit? Het ophopen van energie in de ondoorlaatbare neuronen "zal leiden tot een streven naar afvoer, tot een drang die zich motorisch ontlaadt. De ervaring wijst uit dat de baan naar interne verandering (uitdrukking van de gemoedstoestand, schreeuwen, innervatie van bloedvaten) daarbij het eerste wordt bewandeld" (p. 343). Hij heeft het hier over een baby, die eerst kenbaar moet maken door schreeuwen, huilen, dat hij honger heeft. De opgehoopte kwantiteit zal dat dus eerst moeten organiseren. Met het schreeuwen wordt de ophoping van energie nog niet bevredigd, maar blijft zij voortbestaan. Opheffing van de "kwantitatieve druk" die is ontstaan is alleen mogelijk door een ingreep in het inwendige van het lichaam waardoor de kwantiteit een tijdlang uitgeschakeld wordt. Dit vereist een verandering in de buitenwereld (toevoer van voedsel bij een kind). Het menselijke organisme is in eerste instantie niet zelf bij machte de specifieke actie (voedsel om honger te stoppen) teweeg te brengen, maar moet door hulp van buitenaf geschieden, doordat dankzij de afvoer via interne verandering (het krijsen van het kind) een ervaren individu geattendeerd wordt op de toestand van het kind. (p. 344)
"Deze afvoerbaan krijgt zo de uiterst belangrijke secundaire functie van communicatie, en de aanvankelijke hulpeloosheid van de mens is de oerbron van alle zedelijke motieven."
De echte bevredigingservaring volgt wanneer de kwantiteit ontladen kan worden (het kind wordt voorzien in de behoefte aan voedsel).
Tot zover even dit blog. Ik overweeg om de rest van het hoofdstuk in een keer uit te lezen en hierover nog één blog te posten - het is een te technisch hoofdstuk om hier in kleine blokjes over te brengen en moeilijk om motivatie voor op te brengen (getuige de weinig posts deze week) .
Comments