top of page

Deel 1-33 Genezing op de berg

Bijgewerkt op: 25 jan. 2020

Boek 1 post 33: pagina 544 - 552


Na een korte afwezigheid, schrijf ik vandaag vanaf een bijzondere locatie deze blog. Ik verblijf in een zogenaamde "kluis" in de tuin van het karmelietenklooster en stiltecentrum Sarephta te Brugge, waar ik zes nachten zal verblijven om te lezen en te schrijven (niet enkel aan deze blog maar ook aan een boek en andere persoonlijke stukken).


Geheel in de sfeer van kerst lijkt de bijdrage van vandaag net een kort kerstverhaal. Het is de vierde ziektegeschiedenis in Studies over Hysterie. Je zou bijna denken dat Freud een verhalenverteller was. Ik kon een lach niet onderdrukken over de aandoenlijkheid die uit dit verhaal spreekt. En dan te bedenken dat deze ziektegeschiedenis is opgenomen in wat men mag noemen een "wetenschappelijk" boek. Het is toch een absolute verademing om dit soort taferelen en literaire volzinnen in een studieboek te mogen lezen. Geen droge kost, maar een verhaal over een mens en haar lijdensweg. Met kop en staart, het doet niet veel onder voor een tragisch soort sprookje.


Direct overgenomen uit het boek (p. 544 - 548):


Observatie 4 Katharina (Freud)

In de zomervakantie van 189* maakte ik een tocht naar de Hohe Tauern om even de geneeskunde en in het bijzonder de neurosen te vergeten. Het was me bijna gelukt, toen ik op zekere dag de hoofdweg verliet om een terzijde gelegen berg te beklimmen die om het uitzicht en om zijn goed onderhouden alpenhut werd geroemd. Na een inspannende wandeling kwam ik boven aan en zat, nadat ik op krachten gekomen en uitgerust was, verzonken in de beschouwing van een betoverend vergezicht, zo zelfvergeten dat ik het eerst niet op mezelf wilde betrekken toen ik de vraag hoorde stellen: 'Is meneer een dokter?' Maar de vraag gold mij en kwam uit de mond van een meisje van ongeveer achttien, dat mij met een nogal stuurs gezicht bij de maaltijd had bediend en dat door de waardin was aangesproken met 'Katharina'. Te oordelen naar haar kleding en gedrag kon ze geen meid zijn, maar moest ze een dochter of familielid van de waardin zijn.

Eenmaal tot zelfbezinning gekomen antwoordde ik: 'Ja, ik ben dokter. Hoe weet u dat?'

'Meneer heeft zich in het gastenboek ingeschreven, en toen heb ik bij mezelf gedacht, als dokter nu wat tijd over had... ik ben zenuwziek, moet u weten, en was al eens bij een dokter in L., die heeft me ook iets gegeven, maar beter ben ik nog niet geworden.'

Zo zat ik dus weer in de neurosen, want om iets anders kon het moeilijk gaan bij het grote en sterke meisje met de bittere trek om haar mond. Het wekte mijn belangstelling dat neurosen op een hoogte van meer dan 2000 meter zo goed zouden gedijen, ik vroeg dus verder. De conversatie die nu tussen ons plaatsvond, geef ik weer zoals ze in mijn geheugen is gegrift, en ik laat de patiënte haar dialect.

'Waaraan lijdt u dan?'

'Ik heb zo'n ademnood, niet de hele tijd, maar soms heb ik het zo te pakken dat ik denk, ik stik.'

Dat klonk op het eerste gezicht niet neurotisch, maar ik achtte het meteen waarschijnlijk dat het enkel een vervangende aanduiding voor een angstaanval was. Uit het gevoelscomplex van de angst haalde ze die ene factor van de ademnood met onevenredige nadruk tevoorschijn.

'Gaat u zitten. Beschrijft u mij eens hoe zo'n toestand van "ademnood" eruitziet.'

'Het overvalt me plots. Eerst voelt het aan als druk op mijn ogen, mijn hoofd wordt zo zwaar en suizen doet het, niet om te houden, en duizelig ben ik, dat ik denk, ik val om, en dan wordt mijn borst samengeperst, dat ik geen adem krijg.'

'En u hebt geen last van uw keel?'

'Mijn keel wordt dichtgesnoerd alsof ik ga stikken.'

'En gebeuren er nog andere dingen in uw hoofd?'

'Ja, het bonst, tot barstens toe.'

'Ah, en bent u dan helemaal niet bang?'

'Ik denk de hele tijd, nu moet ik sterven, ik ben anders voor de duivel niet bang, ik ga overal alleen heen, naar de kelder en de hele berg af, maar als het zo'n dag is dat ik het heb, dan durf ik nergens heen, ik geloof de hele tijd, er staat iemand achter me, die me opeens beetpakt.'

Het was werkelijk een angstaanval, en wel ingeleid door de tekenen van de hysterische aura of, beter gezegd, een hysterische aanval waarvan de inhoud angst was. Zou dit soms de totale inhoud zijn?

'Denkt u ergens aan, steeds aan dezelfde dingen, of ziet u iets voor u, als u de aanval hebt?'

'Ja, zo'n akelig gezicht zie ik er de hele tijd bij, dat me zo eng aankijkt, daar ben ik dan bang voor.'

Hier diende zich misschien een weg aan om snel tot de kern van de zaak door te dringen.

'Herkent u het gezicht, ik bedoel, is het een gezicht dat u ooit in het echt hebt gezien?'

'Nee.'

'Weet u hoe u aan de aanvallen komt?'

'Nee.'

'Wanneer hebt u die dan voor het eerst gekregen?'

'Voor het eerst twee jaar terug, toen ik nog met tante op de andere berg zat, dáár had ze vroeger de alpenhut, nu zijn we al anderhalf jaar hier, maar het komt de hele tijd terug.'

Moest ik mij hier aan een analyse wagen? De hypnose durfde ik weliswaar niet naar deze hoogten over te planten, maar misschien lukt het in een eenvoudig gesprek. Ik moest op goed geluk raden. Zo vaak had ik waargenomen dat angst bij jonge meisjes het gevolg is van de afschuw die een maagdelijk gemoed overvalt wanneer het voor het eerst in aanraking komt met de wereld van de seksualiteit.

Ik zei dus: 'Als u het niet weet, zal ik u zeggen hoe u volgens mij uw aanvallen gekregen hebt. Indertijd, twee jaar geleden, hebt u een keer iets gezien of gehoord waarvoor u zich diep geneerde, iets dat u liever niet had willen zien.'

Waarna zij: 'Jeetje ja, ik heb oom met de meid betrapt, met Franziska, mijn nicht!'

'Wat is dat voor een geschiedenis met de meid? Wilt u mij er niet over vertellen?'

'Tegen een dokter mag je alles zeggen. Nou, u moet weten, oom, dat was de man van mijn tante die u hier gezien hebt, die had toen samen met tante het pension op de ***kogel [de naam van de andere berg], nu zijn ze gescheiden, en dat is mijn schuld dat ze gescheiden zijn, want het is door mij uitgekomen dat hij het met Fanziska doet.'

'En hoe bent u erachter gekomen?'

'Dat ging zo. Twee jaar terug zijn een keer een paar heren boven op de berg gekomen, die wilden eten. Tante was niet thuis en Franziska, die altijd kookt, was nergens te vinden. Oom was ook spoorloos. We zoeken ze overal, toen zegt het joch, Alois, mijn neef: "Misschien is Franziska bij pa." We proestten het allebei uit, maar iets slechts dachten we er niet bij. We lopen naar ooms kamer, die zit op slot. Dat viel me wel op. Zegt Alois:"In de gang zit een raam, daar kan je in de kamer kijken." We lopen naar de gang. Maar Alois wil niet bij het raam, hij zegt dat hij bang is. Dus zeg ik: " Dom joch, ik doe het wel, ik ben helemaal niet bang." Ik heb ook helemaal niets ergs gedacht. Ik kijk naar binnen, de kamer is vrij donker, maar dan zie ik oom en Franziska, en hij ligt op haar.'

'En toen?'

'Ik ga meteen van het raam weg, leunde tegen de muur, kreeg de ademnood die ik van toen af heb, ik verloor mijn kop, mijn ogen werden dichtgedrukt, in mijn hoofd bonsde en suisde het.'

'Hebt u het meteen dezelfde dag tegen tante gezegd?'

'O nee, ik heb niets gezegd.'

'Waarom schrok u dan zo toen u die twee samen ontdekte? Hebt u er dan iets van begrepen? Had u enig idee wat daar gebeurde?'

'O nee, ik begreep er toen helemaal niets van, ik was pas zestien. Ik weet niet waar ik zo geschrokken van ben.'

'Juffrouw Katharina, als u zich nu kon herinneren wat er op dat moment door u heen ging, hoe u de eerste aanval kreeg, wat u daarbij dacht, dan zou dat helpen.'

'Ja, als ik dat kon, maar ik ben zo geschrokken dat ik alles vergeten ben.'

(Vertaald in de taal van onze 'Voorlopige mededeling', betekent dit: het affect schept zelf de hypnoïde toestand, waarvan de producten vervolgens van het associatieve verkeer met het Ik-bewustzijn zijn uitgesloten.)

'Vertelt u eens, juffrouw, is het hoofd dat u steeds ziet wanneer u in ademnood bent, wellicht het hoofd van Franziska zoals u dat toen hebt gezien?'

'O nee, dat zag er toen niet zo eng uit, en verder is het ook een mannenhoofd.'

'Of wellicht van uw oom?'

'Ik kon zijn gezicht helemaal niet zo goed zien, het was te donker in de kamer, en waarom had hij dan zo'n vreselijk gezicht getrokken toen?'

'U hebt gelijk.' (Hier leek nu plotseling de weg versperd. Misschien is er iets te vinden in de rest van het verhaal.)

'En wat is er toen verder gebeurd?'

'Nou, die twee moeten lawaai hebben gehoord. Ze kwamen gauw de kamer uit. Ik voelde me de hele tijd beroerd, ik moest almaar daar aan denken, toen was het twee dagen later een zondag, het was erg druk toen, ik werkte de hele dag en maandag vroeg, toen had ik weer duizelingen en moest kotsen en ik bleef in bed en moest drie dagen de hele tijd kotsen.'

Wij [Breuer en ik] hadden de hysterische symptomatologie vaak vergeleken met een beeldschrift dat we na de ontdekking van enkele tweetalige gevallen wisten te lezen. In dit alfabet staat braken altijd gelijk aan walging. Ik zei dan ook tegen haar: 'Als u drie dagen later hebt overgegeven, geloof ik dat u walging voelde toen u de kamer in keek.'

'Ja, walging zal ik vast gevoeld hebben,' merkte ze peinzend op. 'Maar waarvoor dan?'

'U hebt misschien iets bloots gezien? Hoe zagen de twee mensen in de kamer er dan uit?'

'Het was te donker om wat te kunnen zien, en allebei hadden ze hun kleren aan. Ja, wist ik maar waarvan ik toen walgde.'

Dat nu wist ik ook niet. Maar ik verzocht haar verder te vertellen wat haar te binnen schoot, in de zekere verwachting dat zij juist op datgene zou komen wat ik voor de opheldering van het geval nodig had.

Ze bericht nu ten slotte haar tante, die merkte dat zij veranderd was en die daarachter een geheim vermoedde, haar ontdekking meedeelde, dat er toen zeer onaangename ruzies tussen oom en tante volgden, dat de kinderen dingen te horen kregen die hun ogen over heel wat openden en die ze beter niet had kunnen horen, totdat hun tante besloot met haar kinderen en nicht de andere herberg hier over te nemen en oom met de inmiddels zwanger geraakte Franziska alleen te laten. Daarna echter laat ze tot mijn verbazing deze draad vallen en begint twee reeksen te vertellen die zich twee à drie jaar vóór het traumatische moment afspelen. De eerste reeks bevat aanleidingen waarbij diezelfde oom tegenover haar seksuele avances maakte toen ze pas veertien was.


Tot zover het letterlijke verhaal. Het meisje vertelt vervolgens dat haar oom eens bij haar in bed kroop toen zij een tocht naar het dal gemaakt hadden en in een pension overnachtten. Plots voelde ze zijn lichaam in bed en schrok en schrok wakker, maande hem te vertrekken, niet zozeer omdat ze er een seksuele toespeling in zag maar omdat ze wilde slapen en omdat 'het niet hoorde'. Pas later begreep zij de aard van zijn nachtelijk bezoek. Zo noemt zij nog enkele voorvallen, ook in een pension, waar ze haar oom 's nachts bij de deur zag en een voorval waar hij tussen haar en Franziska in lag en zij meende te zien dat hij dicht tegen Franziska aan kwam liggen. Ze zocht daar indertijd niets achter, maar vond het opvallend. Na dit verteld te hebben viel het meisje stil en beschrijft Freud dat haar gezicht opfleurde, veranderde van stuurs naar opgelucht. Freuds inzicht in het verhaal van het meisje is dan als volgt: (p. 549-55)


"Destijds liep ze rond met twee reeksen ervaringen die ze zich herinnerde, maar niet begreep, niet benutte om er conclusies uit te trekken; bij de aanblik van het coïterende paar verbond ze terstond de nieuwe indruk met deze beide reeksen reminiscenties, begon te begrijpen en tegelijkertijd af te weren. Toen volgde een korte periode van uitwerking, 'incubatie', en hierna ontstonden de conversiesymptomen, het braken als substituut voor de morele en fysieke walging. Het raadsel was daarmee opgelost: niet van de aanblik van het tweetal had ze gewalgd, maar van een herinnering die deze aanblik bij haar had opgewekt, en als men alles tegen elkaar afweegt, kon dat alleen de herinnering aan de nachtelijke overval zijn, toen ze 'het lichaam van oom voelde'.

Ik zei haar dan ook, toen ze haar biecht had beëindigd: 'Nú weet ik wat u indertijd gedacht hebt toen u de kamer in keek. U dacht bij uzelf: nu doet hij met haar wat hij indertijd 's nachts en die andere keren met mij heeft willen doen. Daarvan walgde u, omdat u zich het gevoel herinnerde toen u die nacht wakker schoot en zijn lichaam voelde. Ze antwoordt: 'Dat kan best, dat ik daarvan walgde en dat ik dat toen dacht.'

'Zegt u mij eens precies, u bent nu een volwassen meisje en weet allerlei dingen...'

'Ja, nu wel natuurlijk.'

Zegt u mij precies: wat hebt u dan die nacht eigenlijk van zijn lichaam gevoeld?'

Ze geeft echter geen concreter antwoord, ze glimlacht verlegen, alsof ze betrapt is, als iemand die moet toegeven dat nu de kern van de dingen is blootgelegd, waarover niet veel meer valt te zeggen. Ik kan mij voorstellen wat de tactiele gewaarwording was die ze later heeft leren duiden; haar gelaatsuitdrukking lijkt me tevens te vertellen dat ze ervan uitgaat dat ik de juiste dingen denk, maar ik kan niet verder tot haar doordringen; ik ben haar niettemin dank verschuldigd voor het feit dat ze zoveel toeschietelijker is dan de preutse dames in mijn stadspraktijk, voor wie alle naturalia immers turpia [schandelijk] zijn."


Tenslotte vraagt Freud het meisje nog naar het gezicht dat zij tijdens de angstaanvallen voor zich zag, waarop zij antwoordt dit nu wel te weten. Het was het gezicht van haar oom geweest, toen hij laaiend op haar was geweest toen het voorval uit was gekomen en de ruzies tussen hem en haar tante waren begonnen. Freud sluit het 'verhaal' (de ziektegeschiedenis) af met het uitspreken van de hoop dat het het meisje goed zal vergaan, waaruit een aandoenlijke genegenheid spreekt:

"Ik hoop dat het in haar seksuele gevoelen zo vroeg gekwetste meisje er enige baat bij heeft gehad dat ze zich tegenover mij heeft uitgesproken; ik heb haar niet weergezien." (p. 551)

The Ottohaus on the Rax (where Freud met ‘Katharina ...’ in August 1893) A photograph in winter by her brother, Camillo Kronich

Freud geeft in een kritische nabeschouwing nog een kort commentaar op het geval van Katharina en doet een onthullende detail uit de doeken, in een voetnoot die pas in 1924 door hem werd bijgevoegd.

Freud lijkt zichzelf in het begin van het commentaar enigszins te verontschuldigen: "Als iemand in deze ziektegeschiedenis eerder een door gissen opgelost dan een geanalyseerd geval van hysterie wil zien, kan ik daar niets tegen inbrengen. De patiënte gaf alles wat ik in haar relaas interpoleerde, toe als waarschijnlijk; maar ze was toch niet in staat het te herkennen als iets dat ze beleefd had. Ik denk dat daarvoor hypnose nodig geweest was." (p. 551)

In het geval van een 'verworven' hysterie, zoals bij Katharina het geval was lijkt er volgens Freud bij dit meisje niet zozeer sprake te zijn van een bewuste verdringing (door de wil van het Ik), maar lijkt er eerder sprake te zijn van 'ignorantie van het Ik, dat met seksuele ervaringen nog niets weet te beginnen'. Freud noemt dit kenmerkend voor de op seksuele trauma's gebaseerde hysterie, waarbij men steeds ziet dat 'indrukken uit de preseksuele tijd, die op het kind geen invloed hebben gehad, later als herinnering wanneer de maagd of vrouw de ogen zijn geopend over het seksuele leven, traumatische kracht verwerven.' (p. 551)

Toch twijfelt Freud of het afsplitsen van een (traumatische) seksuele herinnering als gevolg van onwetendheid (het kind heeft nog geen weet van seksualiteit) werkelijk verschilt van een bewuste afwijzing/afsplitsing. Hij stelt daarbij de vraag of niet ook adolescenten veel vaker seksuele kennis bezitten dan men geneigd is te denken en dan zij van zichzelf aannemen.

De angst waaraan Katharina leed noemt Freud 'van hysterische aard' omdat het een reproductie was van de angst die bij al haar seksuele trauma's optrad. Hij gaat er in deze tekst (nog?) niet verder op in, maar noemt wel een vermoeden dat seksuele relaties bij maagdelijke personen (in een groot aantal gevallen) een angstaffect veroorzaken. Een vermoeden dat op zich denk ik redelijk te begrijpen is, als men de tijd waarin Freud dit schrijft in ogenschouw neemt. Het Wenen van de negentiende eeuw was niet alleen een onderdrukkende cultuur, doordrenkt van schone schijn en preutsheid, maar seksualiteit was ook minder alomtegenwoordig dan vandaag de dag. Ik kan me voorstellen dat de eerste confrontatie van meisjes (meer dan jongens?) met seksualiteit, het zien of meemaken daarvan, angst op kan wekken. Nu groeit men op met dagelijkse beelden van naaktheid, seksualiteit in het straatbeeld, op tv, in reclame, in de muziek. Het erotische is ontdaan van het taboe, maar tot platheid gedegenereerd. Er is haast geen ontkomen aan om niet, ook op jonge leeftijd, geconfronteerd te worden met seksualiteit. Maar wat moest men maken van al dat bloot en "zinnelijke" gedrag wanneer men in 1890 leefde en het nog nooit gezien had, laat staan dat er over gesproken werd en het ook nog eens sterk afgewezen werd vanuit religieus oogpunt? Wat als men dan als minderjarige ineens ziet wat men nog nooit eerder heeft gezien, of per ongeluk heeft gezien en bestraft werd? Ik kan me dan een angstneurose wel voorstellen. Aan de andere kant doet deze ziektegeschiedenis enigszins vermoeden dat Freud in alles hysterie zag. Dat hij, wellicht vertroebeld door zijn eigen psychoanalytische bril (die toen nog niet de naam psychoanalyse droeg) symptomen steeds op eenzelfde manier duidde. Ik meen dat hij hier op bekritiseerd is, niet zozeer op dit voorbeeld maar in het algemeen. Het verhaal lijkt bijna te 'toevallig' om waar te zijn. Het is haast te makkelijk dat Freud op de berg een geval van hysterie tegenkomt en vervolgens ook "behandelt". Daarom ook de vraag of we dit een sprookje moeten noemen of een serieuze casusbespreking en bijdrage aan de psychologie? U mag beslissen.

Maar neem het volgende nog even mee. De onthulling die Freud aan het eind van deze casus mededeelt is door hem in een voetnoot in 1924 toegevoegd (ruim 30 jaar later) en luidt als volgt:

"Na al die jaren durf ik mij van de destijds in acht genomen discretie te ontslaan en te melden dat Katharina niet de nicht, maar de dochter van de waardin was, het meisje was dus ziek geworden omdat ze aan de seksuele verleidingspogingen van haar eigen vader blootstond. Een verminking zoals die hier door mij is toegepast, zou in een ziektegeschiedenis volstrekt vermeden moeten worden. Voor een goed begrip is ze natuurlijk niet zo belangeloos als bij voorbeeld de verplaatsing van het toneel van de ene berg naar de andere." (p. 552)

Freud had de anonimiteit van het meisje willen waarborgen en daarom een belangrijk detail aan het verhaal veranderd. Een detail dat het verhaal een heel andere connotatie geeft. Iets na Studies over Hysterie zal Freud beschrijven dat elke hysterie als basis een seksueel trauma uit de kindertijd bevat en welbepaald door seksuele toespelingen of 'verleiding' vanuit de vader naar het kind. Dit werd de "verleidingstheorie" genoemd (leze de interessante uitleg via de link), maar deze hield geen stand. Freud kon zich uiteindelijk niet voorstellen dat zoveel vaders zich aan hun kinderen zouden vergrijpen, omdat er immers zoveel gevallen van hysterie bestonden. Niet onbelangrijk leden familieleden uit zijn eigen gezin van herkomst (zussen) aan hysterie, wat volgens zijn theorie zou betekenen dat zijn eigen vader zich aan zijn zussen vergrepen zou moeten hebben. Daarna heeft de Freud de theorie losgelaten.


Het meisje Katharina schijnt wel degelijk echt geleefd te hebben, als ik dit artikel mag geloven. Men mag echter twijfelen of met dit gesprekje op de berg het meisje echt genezen was. Freud ontrafelt dan wel met haar de herkomst van haar kwaal, hij puzzelt als het ware met haar het verhaal tot een logisch geheel en dit geeft het meisje klaarblijkelijk inzicht. Maar is dat ontrafelen voldoende helend om een (incestueus) seksueel trauma te verzachten, laat staan te genezen, en kan men daar echt van genezen?

Ik heb de antwoorden nog niet op wat Freud nog toevoegt aan zijn behandeling. Ik ga ervan uit dat het completeren van de puzzel niet het enige werkzame element in de psychotherapie is en dat Freud hier een steeds ruimer inzicht in krijgt.


157 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page