Boek 1 post 42: pagina 814 - 840
Resumés van de wetenschappelijke publicaties van de privaatdocent dr. Sigm. Freud (1877-1897) is een wat uit de toon vallend hoofdstuk. Gelukkig verschaft de redactionele inleiding historische achtergrondinformatie over waar we hier mee te maken hebben (onderstaande alinea vrij geciteerd uit de redactionele inleiding pagina 814-815).
Freud was in 1885 tot privaatdocent aan de universiteit van Wenen benoemd. De eerstvolgende stap zou een aanstelling tot buitengewoon hoogleraar zijn, maar de procedure ondervond veel vertragingen, en pas twaalf jaar later kreeg Freud te horen dat twee eminente geleerden voornemens waren hem aan het College van Hoogleraren voor te dragen. Tot de voorbereidingen behoorden onder meer het schrijven van een curriculum vitae en een bibliografisch overzicht van publicaties. Dit was in 1897. Freud schreef aan zijn vriend Fliess over zijn publicatielijst als een 'lijst van al de schoonheden...'.
Al deze voorbereidingen waren echter vergeefs; want hoewel het College van Hoogleraren met meerderheid van stemmen de minister van Onderwijs adviseerde Freud te benoemen, bleef goedkeuring van hogerhand uit, wellicht hoofdzakelijk om antisemitische redenen. Het zou nog eens vijf jaar duren voordat Freud in 1902 tot hoogleraar werd benoemd.
In de publicatielijst zijn enkele artikelen niet opgenomen, waarvan het merendeel recensies en artikelen die van ondergeschikt belang waren. Één studie zou Freud vergeten zijn - een voordracht over cocaïne (1885). En nee, waarschijnlijk niet over de verslavende werking ervan, want die was toen nog niet bekend (andere publicaties over 'coca' zijn overigens wel in de lijst opgenomen). Freud zou, naar verluidt, zelf ook nog wel eens een lijntje gesnoven hebben. Er zouden verschillende brieven van Freud zijn waarin hij aangaf het middel zelf te gebruiken. Verder onderzocht hij de werking ervan op de stemming. Hij zou het middel aan zijn verloofde hebben gestuurd om het ook te proberen. Er doen verschillende verhalen de ronde, maar duidelijk is dat hij potentie zag in het middel als medicijn maar er ook verslaafd aan raakte. Men was in die tijd nog minder op de hoogte van de verslavende werking van dergelijke middelen, maar Freud ontkende die werking eveneens. Er is online genoeg over zijn experimenten en onderzoek naar dit narcoticum te vinden. Zie hier een samenvatting van een boek dat handelt over Freuds en Halsteds (een beroemde chirurg uit dezelfde tijd) cocaïnegebruik.
In dit filmpje wordt in de tweede helft wat toelichting gegeven over Freuds relatie tot het stimulerende middel.
Terug naar de publicatielijst die in het boek is opgenomen. Hieruit maken we op dat hij de eerste vijftien jaren van zijn werkzame leven geheel gewijd heeft aan de natuurwetenschappen. Freud leek zich later nogal neerbuigend over deze vroege neurologische studies uit te laten, maar andere en moderne neurologen spraken positief over zijn bijdrage aan de wetenschap. De lijst bevat de titels van een groot deel van zijn publicaties tot 1897, vergezeld door een korte samenvatting, variërend van een paar regels tot een halve pagina.
De lijst begint met vroege studies van Freud toen hij nog student was. Zijn eerste studie was 'Observaties over vorm en fijnere bouw van de als testikels beschreven kwabvormige organen van de aal' (1877). Een zeer biologisch onderwerp dus, zoals meer van zijn vroege onderzoek (B.v.: 'Over de bouw van zenuwvezels en zenuwcellen bij de rivierkreeft' - 1882). Zijn eerste publicatie over cocaïne stamt uit 1884 ('Over Coca'), net voor zijn eerste psychologische teksten gepubliceerd werden. De begeleidende samenvatting zegt het volgende: (p. 820)
"Mijn monografie bracht botanische en historische notities op grond van experimenten met normale mensen het opmerkelijke, stimulerende, honger, dorst en slaap opheffende effect van cocaïne en poogde indicaties voor de therapeutische toepassing van het middel op te stellen."
Er volgde een tweede studie over het effect van cocaïne op de spierkracht (1885). Daaropvolgende studies waren meer neurologisch van aard, onder meer over de nervus acusticus (de gehoorzenuw), spieratrofie, acute multiple neuritis, halfzijdige gezichtsstoornissen etc. Dan verschijnt opnieuw een artikel over de effecten van cocaïne op de lijst; 'Opmerkingen over cocaïneverslaving en cocaïnevrees' (1887), waarin de cocaïne ter verlichting van morfineontwenning door Freud werd bepleit. Hij verdedigde hierin de stelling dat een cocaïneverslaving enkel zou ontstaan bij mensen die al aan een andere stof verslaafd waren (morfine), en dat ze niet aan het middel zelf te wijten was. Hij zat er natuurlijk volkomen naast!
In 1891 schrijft hij een boek over afasie (taal- en spraakstoornissen), wat tot een van zijn belangrijkste neurologische werken gerekend wordt. Opvallend is dat hij nog neurologisch onderzoek verricht heeft terwijl hij reeds ruimschoots over de psychologie publiceerde. Ook in 1893 schrijft hij nog over neurologische aandoeningen o.a. over enuresis (bedplassen), cerebrale diplegieën (beiderzijdse verlammingen). Vanaf 1893-94 volgen uitsluitend psychologische publicaties, op een laatste en zijn omvangrijkste neurologische bijdrage over hersenverlamming bij kinderen (1897), na. Aan zijn vriend Fliess liet hij over deze laatste studie weten zijn belangstelling voor het onderwerp te hebben verloren. Geen van de neurologische publicaties zijn opgenomen in de Werken van Freud.
Een interessante kijk in de diversiteit van Freud publicaties voor hij zich volledig op de psychologie en later de psychoanalyse ging oriënteren.
Comments