top of page

Deel 1-43 Het belang van de seksualiteit

Bijgewerkt op: 8 mrt. 2020

Boek 1 post 43: pagina 841 - 862


Nog iets meer dan 30 pagina's te gaan van het eerste boek, en dit is toch weer een mooi hoofdstuk (als we even om de stukken herhaling heen lezen en de nieuwe invalshoeken die Freud hier aanhaalt oplichten).

De seksualiteit in de etiologie van de neurosen, zo luidt het volgende artikel, gepubliceerd in 1898. Freud zou zich er wat geringschattend over hebben uitgelaten aan zijn vriend Fliess. "Het artikel is tamelijk driest en in wezen bedoeld om te irriteren, waarin het ook zal slagen. Breuer zal zeggen dat ik mezelf veel schade berokken" - aldus Freud (p. 842 redactionele inleiding). Zijn laatste psychologisch georiënteerde artikel was al twee jaar geleden verschenen (blog 1-41) en in de tussentijd had hij met fikse tegenzin zijn energie besteed aan een laatste neurologisch onderzoek (300 bladzijden) over hersenverlammingen bij kinderen. Maar er vonden ook verschuivingen plaats in Freuds denken in deze periode 1896-1898; hij begon met zijn zelfanalyse in de zomer van 1897. Uit brieven aan Fliess bleek dat hij in datzelfde jaar de verleidingstheorie van de neurosen opgaf, de theorie van het Oedipus-complex ontwikkelde, en de infantiele seksualiteit als normaal, alomtegenwoordig feit begon te ontdekken. Van deze belangrijke ontwikkelingen, evenals zijn beginnende ideeën rondom de waarde van dromen, is in dit artikel amper een spoor terug te vinden. De hoofdlijnen van dit artikel vertellen niet veel meer dan de reeds bekende thesen uit zijn eerdere werken. Hij was duidelijk tegelijkertijd met andere zaken bezig die een grote krachtinspanning zouden vergen; het schrijven van de Droomduiding dat in 1900 gepubliceerd werd.


Het inhoudelijke deel over de etiologie van de neurosen is daarom niet de moeite om hier te herhalen, maar er is een belangrijke toevoeging: Freud gaat voor het eerst op sociologische problemen in. Hij bekritiseert de houding van de medici tegenover seksuele vraagstukken (in het bijzonder masturbatie), het gebruik van voorbehoedsmiddelen en huwelijksproblemen. Onderwerpen die ongetwijfeld in die tijd (sterker dan nu) veronachtzaamd werden. In ieder geval zet Freud met deze sociologische kritiek de toon voor een groot aantal verhandelingen waarin hij later zijn 'maatschappijkritiek' uiteen zal zetten.


In het hoofdstuk vat Freud de koe direct bij de horens. Hij stelt dat wanneer vastgesteld is dat het seksuele leven een grote rol speelt in het ontstaan van de neurosen, artsen er niet omheen zullen kunnen naar de seksuele levens van hun patiënten te informeren. Daar zou grote terughoudendheid in te zien zijn. Artsen zouden, zo schrijft hij, zich niet met de seksuele geheimen van hun patiënten willen bemoeien, bang als ze waren om daarmee de eerbaarheid (vooral van vrouwen) te schenden. Het zou de relatie met de patiënt op het spel kunnen zetten, de onschuld van jeugdige personen kunnen kwetsen, gelukkige gezinnen overhoop kunnen halen. Onzin, volgens Freud. Men moest al deze tegenwerpingen beschouwen als een uiting van een 'artsen onwaardige preutsheid' (p. 844). Hij vond het bij de taakomschrijving van de arts horen om seksuele praktijken 'uit te vorsen' (te bespreken), zoals men immers ook bij problemen van lichamelijke aard aan bijvoorbeeld de genitaliën, de verplichting heeft deze te behandelen. De arts kan natuurlijk, als hij tactloos is, schade aanrichten, maar dat zou bij allerlei andere behandelingen evengoed kunnen. Enige mate van tact is dus geboden, en niet te vergeten zelfbeheersing:

"Zeker, wie zich in een lofwaardige vlaag van zelfkennis niet in staat acht de benodigde tact, ernst en discretie op te brengen bij het ondervragen van neurotici, wie van zichzelf weet dat uit het seksuele leven afkomstige onthullingen wellustige tintelingen in plaats van wetenschappelijke belangstelling bij hem zullen oproepen, die doet er goed aan zich niet in het thema van de etiologie der neurosen te verdiepen. Wij verlangen in dat geval alleen nog dat hij zich ook verre van de behandeling van neurotici houdt." (p. 844-845)

Men moet niet gewoon naar vunzige verhalen gaan vragen. De wetenschappelijke belangstelling, dáár gaat het om. Toch mooi hoe Freud zich hard heeft gemaakt (of is dat een verkeerde woordkeuze..?) voor het doorbreken van het taboe rondom het bespreken van seksualiteit. Inmiddels durf ik me tussen al deze hoofdstukken over neurosen een schunnige grap te veroorloven.

Dat even terzijde, Freud geeft aan dat voor veel patiënten het spreken over hun seksuele gevoelens juist een opluchting bleek te zijn:

"Tal van vrouwen die het in hun leven zwaar genoeg hebben om hun seksuele gevoelens te verbergen, blijken opgelucht wanneer zij merken dat er voor de arts niets boven hun genezing gaat, en zijn hem dankbaar dat zij zich ook op seksueel gebied eens puur menselijk mogen gedragen." (p. 845)

Maar hij trekt het in een breder perspectief. Niet alleen patiënten, maar de maatschappij in zijn geheel zou volgens hem baat hebben bij meer openheid over dit menselijke van de mens.

"Maar het is in ons aller belang dat de mensen zich ook op seksueel gebied tot een hogere graad van oprechtheid verplichten dan tot dusver wordt verlangd. De seksuele moraal kan daarbij alleen maar winnen. Op het punt van de seksualiteit zijn wij tegenwoordig allen zonder uitzondering, zieken én gezonden, huichelaars." (p. 846)

Niet onbelangrijk hierbij is de context: Freud leefde in het negentiende eeuwse, Victoriaanse Wenen. Een cultuur (en tijdsperiode) die bekend stond om zijn preutse, benepen mentaliteit, maar die zich, mede door de onthullingen van Freud en de controversiële werken van een aantal kunstenaars (Gustav Klimt, Egon Schiele) en auteurs (Arthur Schnitzler, Karl Kraus) meer en meer verzette tegen de heersende, onderdrukkende moraal. (Noot: Voor wie geïnteresseerd is in een stukje achtergrond over de genoemde schilders en schrijvers in relatie tot Freud, heb ik onderaan dit bericht een stuk tekst gezet - afkomstig uit de cursus over Freud die ik gevolgd heb bij Bart Jan de Graaf - waarvoor dank!)


Enfin, Freud vervolgt met zijn tot nu toe uitgezette lijn van de etiologie der neurosen, waarin hij nog eens samenvat welke neurose samenhangt met welke seksuele verstoring (voor wie dat nog eens terug wil lezen: blog 1-14, blog 1-15 en blog 1-16 over de afweerneuropsychosen). Herinner dat hij eerder al noemde dat het ontstaan van neurasthenie in verband gebracht werd met overmatig masturberen (ter vervanging van normaal geslachtsverkeer met een partner). Veel artsen stelden ter genezing (als er al met de patiënt gesproken werd over masturbatie) een kuur van 'afwennen' (onthouding) voor. Volgens Freud zou dat geen langdurend effect genereren en moest men de patiënt stimuleren tot het aangaan van normaal geslachtsverkeer. Hij haalt hierbij een behandelmethode en voorbeeld aan die nog even teruggrijpen op een onderwerp dat in de blog van gisteren aan bod kwam (over de al dan niet verslavende werking van cocaïne). Hij stelt dat abstinentiekuren überhaupt geen zin hebben:

"Hetzelfde kan men overigens ook opmerken over alle andere abstinentiekuren, die alleen in schijn, zolang de arts ermee volstaat de patiënt het narcotische middel te onthouden zonder zich te bekommeren om de bron waaraan de dwingende behoefte aan zo'n middel ontspringt, zullen slagen. 'Gewenning' is enkel een frase zonder informatieve waarde; niet iedereen die een tijdlang in de gelegenheid is morfine, cocaïne, chloralhydraat en dergelijke te gebruiken, raakt daardoor aan deze stoffen 'verslaafd'. Uit nauwkeurig onderzoek blijkt in de regel dat deze narcotica - rechtstreeks of langs omwegen - bedoeld zijn als surrogaat voor het gebrek aan seksueel genot, en wanneer een normaal seksueel leven niet meer tot stand is te brengen, mag men met zekerheid op een terugval van de aan een ontwenningskuur onderworpen patiënt rekenen." (p. 854)

Het is wel opmerkelijk, komende van de man die zelf regelmatig cocaïne gebruikte, om het gebruik van een dergelijk middel een vervanging van seksueel genot te noemen. Daarmee geeft hij veel over zichzelf weg (ervan uitgaande dat naasten van zijn cocaïnegebruik weet hadden en mogelijk ook dit artikel lazen). Freud, die zijn cocaïnegebruik uiteindelijk zou vervangen door het (overmatig) roken van sigaren, zou daarover eveneens later de uitspraak doen dat ook die gewoonte een substituut was voor masturbatie.

Bronzen beeld door kunstenares, vriendin en trouwe lezer Marlies Krijgsman uit Den Bosch - www.marlieskrijgsman.nl

Goed, weer een zijweg... Freud zet zijn betoog voort met de angstneurose, waarbij hij ervoor pleit dat de arts een actieve rol zou moeten spelen in het opheffen van alle schadelijke vormen van geslachtsverkeer. Het zou hierbij meestal om echtparen gaan waarbij de wens bestaat niet nog meer kinderen te krijgen, waar dus sprake zou kunnen zijn van coïtus interruptus of onthouding. Hij benadrukt dat dit een gecompliceerd vraagstuk is en zeker niet door de arts vermeden dient te worden. De arts dient hierin een adviserende rol aan te nemen, om te voorkomen dat één van beide partners aan een neurose ten prooi zal vallen. Voorop staat dat alle schadelijke vormen vermeden dienen te worden, waarmee hij doelt op 'alles wat de totstandkoming van de bevrediging hindert' (p. 855).

Hij noemt dan ook dat de nog te ontdekken goede voorbehoedsmiddelen 'een der grootste triomfen van de mensheid' zouden betekenen.

"[M]aar zoals bekend beschikken wij nu nog niet over een voorbehoedmiddel dat aan alle gerechtvaardigde verlangens voldoet, een middel dus dat veilig en gemakkelijk in het gebruik is, aan de lustsensatie bij de coïtus geen afbreuk doet en de fijngevoeligheid van vrouwen niet kwetst. (...) Wie deze leemte in onze medische techniek dicht, houdt het levensgenot en de gezondheid van talloos velen in stand, maar baant ook de weg naar een drastische verandering in onze maatschappelijke situatie." (p. 855-856)

Een beetje visionair was Freud dus wel. De komst van anticonceptie heeft inderdaad tot grote maatschappelijke verandering geleid, maar of het ook bijgedragen heeft aan de gezondheid van de populatie (in de zin zoals Freud het hier bedoelt, namelijk minder neurotische aandoeningen), wie zal het zeggen? De overdracht van geslachtsziekten is er natuurlijk sterk door verminderd.

Maar het beste medicijn tegen de om zich heen grijpende neurasthenie en angstneurose, zo zegt Freud, is toch vooral het bedrijven van de liefde in de volste zin van het woord...

"[...] dan beseft men zonder meer dat het in het publieke belang is dat mannen met volle potentie geslachtsgemeenschap bedrijven. (...) Maar bovenal moet er in de publieke opinie ruimte worden geschapen voor het bespreken van de problemen van het seksuele leven; men moet erover kunnen praten zonder dat men voor onruststoker wordt uitgemaakt of voor iemand die op lage instincten speculeert. Ook hier zou dus voldoende werk voor een komende eeuw overblijven, waarin onze civilisatie zich met de eisen van onze seksualiteit moet leren verzoenen!" (p. 856)

Ik geloof dat Freud zeker een voorvechter is geweest van meer openheid rondom seksualiteit en dat zijn invloed daarop vandaag de dag nog doorwerkt. Lange tijd was de kern van zijn theorie natuurlijk de seksualiteit. Hoeveel weerstand dat ook heeft gekend in de tijd dat hij leefde, het heeft ook deuren geopend naar meer acceptatie rondom moeilijke thema's zoals homoseksuele gevoelens, het man/vrouw-verschil, de seksuele ontwikkeling bij kinderen (thema's die we nog in zijn werken tegen gaan komen). Freud staat daardoor ook te boek "geobsedeerd" door seks, maar hij heeft het onderwerp op de agenda gezet en daarmee vele taboes doorbroken. Waarom hij in bovenstaand citaat dan weer specifiek mannen aanhaalt (en arceert), ik weet het niet. Ik vind deze passage voor meerdere interpretaties vatbaar. Hij lijkt ermee te beredeneren dat men als mensheid baat heeft bij het gezonde bedrijven van de liefde, maar benadrukt specifiek mannen. Als mannen met volle potentie de gemeenschap zouden moeten bedrijven, waar is dan de vrouw? Die is daar immers voor nodig, en dus lijkt de vrouw, in deze context, in een gedienstige, onderdanige positie te worden geplaatst. Welk belang heeft de vrouw bij het met volle potentie bedrijven van de gemeenschap? Dat blijft hier buiten beeld. Jammer.

Bronzen beeld door kunstenares, vriendin en trouwe lezer Marlies Krijgsman uit Den Bosch - www.marlieskrijgsman.nl

Het Wenen van Freud, Gustav Klimt en Egon Schiele (door Bart Jan de Graaf)

In 1894 krijgen de kunstenaars Gustav Klimt en Franz Matsch opdracht tot het maken van een aantal plafondschilderingen voor de aula van de nieuwe Universiteit van Wenen. Het thema dat men daarvoor heeft gekozen luidt ‘de triomf van het licht op de duisternis’. De opdrachtgevers staat een klassieke verheerlijking van de rationalistische wetenschappen voor ogen, in de dan in zwang zijnde jugendstil. In de uiteindelijke uitwerking tussen 1899 en 1907 van de drie aan Klimt toegewezen ‘faculteitsschilderingen’, Filosofie, Geneeskunde en Jurisprudentie, geeft hij echter een geheel eigen synthese van zijn wereldbeeld. Beïnvloed door Friedrich Nietzsche en Sigmund Freud, drukt hij de verwarring van de moderne mens uit via taboe-thema's als ziekte, verval en vooral eroticisme. Noch filosofie, noch geneeskunde, noch jurisprudentie kan de mens gelukkiger maken, zo luidt zijn boodschap. Deze negativistische significatie, gedrenkt in erotiek, maakte hem in Wenen van een eerder gevierd kunstenaar tot een sterk controversiële persoon. De burgerlijke pers verweet hem vanaf de eerste presentatie in 1900 ‘pornografie’ en ‘perversie’, maar het zou hem niet van de wijs brengen. Hij besloot korte tijd later om geen werken meer in publieke opdracht te maken. Met zijn schilderij Goudvissen uit 1902, dat hij in eerste instantie ‘Aan mijn critici’ noemde en bedoeld was als antwoord op de kritiek, bevestigde hij de door hem ingeslagen weg. De faculteitsschilderingen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog genationaliseerd en samen met 13 andere werken van Klimt opgeslagen in Schloss Immendorf bij het plaatsje Wullersdorf. Aan het einde van de oorlog werd het slot door terugtrekkende Duitse SS-eenheden in brand gestoken en gingen de werken verloren. Met uitzondering van een detail uit Medizin (Hygeia) resteren alleen zwart-wit foto's.

Egon Schiele

Zijn de naakten van Klimt in elk geval óók nog esthetisch, bij Schiele wordt het naakte lichaam lelijk en de seksualiteit confronterend, en om het nog eens extra aan te zetten: het vindt allemaal plaats op een verder leeg wit vel of doek. Voor Schiele is de lelijkheid immers niet zoals voor een zeventiende-eeuwer als Rembrandt; het gaat niet om realisme, maar om de moderne ziel te ontleden, en die was volgens hem grillig, seksueel, ongrijpbaar.

Dit is kunst die, zoals onder anderen historicus Carl Schorkse beschreef, alleen kon ontstaan in Wenen rond 1900, in de politieke, sociale en culturele broeikas waarin de oude wereld steeds leugenachtiger en lachwekkender wordt (maar desalniettemin manhaftig wordt uitgedragen en vertegenwoordigd door Zijne Koninklijke en Keizerlijke hoogheid Frans Jozef I) en genadeloos zal worden ontleed door de nieuwe, grimmige, ontmaskerende ontdekkingen van Freud, Arthur Schnitzler, Karl Kraus, Ludwig Wittgenstein, Gustav Klimt, Egon Schiele en vele andere briljante schrijvers, filosofen en kunstenaars.


255 weergaven1 opmerking

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page