top of page

Deel 2-20 De droom als schilderij

Bijgewerkt op: 8 mrt. 2020

Boek 2 post 20: pagina 304 - 331 (totaal aantal gelezen pagina's 1202)


Na een onderbreking van meer dan een maand hervatten we ons werk weer. Jullie hebben natuurlijk al lang door dat ik de boeken nooit in twee jaar gelezen krijg in dit tempo. Het was natuurlijk vanaf begin af aan een ambitieus plan. Ik blijf mijn best doen en als ik er een jaar aan vast moet plakken zal ik mijzelf dat ruimschoots vergeven ;-).


We bevinden ons nog steeds in het lange hoofdstuk VI van De droomduiding. Niet het meest eenvoudige hoofdstuk, zeer theoretisch, zo ook de derde paragraaf getiteld: De plastische middelen in de droom. Dit hoofdstuk in zijn geheel handelt over de relatie tussen het gedroomde (de droominhoud) en het latente gedachtemateriaal. Specifiek wat betreft de plastische middelen gaat het erom te ontdekken hoe deze plastische middelen hun invloed uitoefenen op de selectie van het materiaal dat in de droom terechtkomt.


Onder de plastische middelen moeten we, naast verschuivings- en verdichtingsarbeid, een aantal voorwaarden verstaan waaraan de droomelementen moeten voldoen: ze worden zo geselecteerd en getransformeerd dat ze in beelden kunnen worden uitgedrukt. Bijvoorbeeld, geen kolen branden zo hevig als een heimelijke liefde, zegt het vers. Dit wordt in de droom uitgebeeld met een stuk [steen]kool (ontleend aan Psychoanalytisch woordenboek).


Ik bemerk tijdens het lezen dat Freud inmiddels andersom is gaan redeneren. De droomgedachten (die men blootlegt ná de droom, door zijn associaties/gedachtesporen te volgen), houdt Freud nu voor veroorzaker van de droom. Alle wegen waarnaar de droomgedachten leiden, alle punten waar zij bij uitkomen, zijn veroorzaker van de droom geweest en in de droom vertegenwoordigd door een (verschoven en verdichte) voorstelling. Zij zijn geen toeval, maar hebben hun rol gespeeld in het ontstaan van de droom. Dit is een merkwaardig proces. Men heeft een droom en analyseert deze achteraf - de spontane invallen die men naar aanleiding van de droom heeft volgt men tot waar zij naartoe leiden - om vervolgens te begrijpen dat de plekken (herinneringen, fragmenten, gedachten) waar zij bij uitkomen in feite de droom hebben geïnitieerd. Het vergt wat denkarbeid om dit goed te bevatten. Daarbij helpt het om de andere kant op te redeneren: als ik vóór de droom zou associëren/nadenken over een bepaald onderwerp, zou dat me geen enkele garantie geven dat ik die nacht een droom zou hebben waarin die associaties ook maar enigszins vertegenwoordigd zijn. Wat en of ik zal dromen valt niet te voorspellen. De droom kan de associaties volledig links laten liggen en 'zijn eigen gang gaan'. De droom gaat dan 'zijn eigen gang' met in feite elk gedachte/herinneringsmateriaal dat het maar tot zijn beschikking heeft (en dus ook onbewust materiaal).


Wat ik bedoel met Freud is andersom gaan redeneren: het proces van droomduiding leek eerst het discours te volgen van droom --> associaties achteraf--> uitkomst bij een (of meerdere) belangrijke gebeurtenis of herinnering die verdere duiding toelaat (de psychische waarde van de herinnering nagaan).

De redenering is nu: droom --> associaties achteraf--> uitkomst bij een belangrijke gebeurtenis of herinnering die de droom mede heeft veroorzaakt --> uit de herinneringen heeft de droom een selectie gemaakt en in de droom verbeeld.

Men dient dus te begrijpen dat het blootleggen van de associaties achteraf, hetzelfde is als blootleggen van de veroorzakers van de droom achteraf. Door de droom te duiden, begrijpt men hoe de droom tot stand is gekomen. Het zijn dus niet zomaar associaties achteraf die iets nieuws brengen. Deze associaties hebben in feite de droom tot stand laten doen komen.


Freud spreekt dan ook (zoals ik zojuist uitlegde dat hij andersom is gaan redeneren) dat hij uit de droomgedachten op synthetische wijze dromen vervaardigt (p.305). Hij stelt de droom dus weer samen, aan de hand van de droomgedachten achteraf. Ingewikkeld, niet?

"Wanneer vervolgens de gehele massa van deze droomgedachten wordt samengeperst door de droomarbeid, waarbij de verschillende stukken gewenteld, verbrokkeld en in elkaar geschoven worden, ongeveer als drijfijs, dan rijst de vraag wat er van de logische verbanden terechtkomt die tot dusver het samenstel hadden gevormd." (p. 306)

De vraag wat er met de logische verbanden gebeurt (in de droom), die men achteraf in de droomgedachten wel kan aanbrengen, moet men in de eerste plaats antwoorden dat de droom niet over de middelen beschikt om deze logische relaties tussen de droomgedachten uit te beelden. De droom laat meestal de logische verbanden buiten beschouwing en neemt alleen de feitelijke inhoud van de droomgedachten in bewerking.

"Het is aan de droomduiding de samenhang te herstellen die door de droomarbeid werd vernietigd." (p.307)

De droom zelf is dus (vaak) onsamenhangend. Freud vergelijkt dit met de beeldende kunsten:

"Aan een soortgelijke beperking onderhevig zijn de beeldende kunsten, de schilder- en beeldhouwkunst - in tegenstelling tot de poëzie, die zich van het woord kan bedienen - en ook hier is de oorzaak van het onvermogen gelegen in het materiaal door welks bewerking deze beide kunsten iets tot uitdrukking trachten te brengen. Voordat de schilderkunst de voor haar geldende uitdrukkingswetten had leren kennen, poogde zij nog dit nadeel te compenseren. Uit de mond van de geschilderde personen liet men op oude schilderijen banderollen hangen, die als geschreven tekst de woorden leverden waarvan de schilder de hoop had opgegeven dat hij ze in het schilderij kon uitbeelden" (p.307).

Het schilderij als metafoor voor de droom! Zie ook spreukband.

Schilderij met banderol uit 1506

De kunstenaar kon de ontbrekende structuur en logica in zijn kunstwerk dus op deze manier verduidelijken. De middelen die de droomarbeid tot haar beschikking heeft om de de moeilijk uit te drukken relaties (en logische verbanden) in het droommateriaal te verbeelden somt Freud in de rest van de paragraaf op en zijn vrij talkrijk.


Te beginnen met gelijktijdigheid: de droom heeft de neiging een logisch verband weer te geven als gelijktijdigheid. De droom toont hierbij twee elementen dicht bijeen, wat in de corresponderende droomgedachten een bijzonder nauw verband tussen de twee elementen waarborgt.


Opeenvolging: voor het uitbeelden van causale verbanden beschikt de droom over het mechanisme van opeenvolging, door eerst een kortere voordroom en achtereenvolgens de langere hoofddroom te dromen. Dit drukt dan uit (in termen van de droomassociaties achteraf) een causaal verband, dus een "omdat eerst zus en zo gebeurde, gebeurde daarna dit en dat".

Een andere wijze van uitbeelden van een causale relatie bestaat eruit dat een beeld in de droom, van een persoon of een ding, in een ander beeld verandert. Alleen indien we deze verandering in de droom zien plaatsvinden geldt dat het een causale samenhang betreft; niet wanneer we alleen maar merken dat in de plaats van het ene nu het andere is gekomen. Beide manieren om causale verbanden uit te drukken komen dus op hetzelfde neer: de veroorzaking wordt uitgebeeld door een opeenvolging; nu eens doordat de dromen op elkaar volgen, andere keren door de onmiddellijke verandering van een beeld in een ander beeld.


Gelijkstelling: de droom zou volgens Freud niet in staat zijn een 'of-of' verband uit te drukken en doet dit daar in de plaats van op een 'en-en' manier. Wanneer we dus de droom beschrijven in termen van 'het was of een huiskamer, of een tuin', hebben we in feite beide in de droom gezien. De droom verwezenlijkt dus de elkaar uitsluitende mogelijkheden allemaal.


Tegenstellingen in de droom worden tot een eenheid samengetrokken, of in één adem uitgebeeld. Een bepaald symbool of voorwerp beeldt daarmee vaak de tegenstelling uit door beide kanten van het continuum te vertegenwoordigen. Zo kan een bloem bijvoorbeeld zowel de (seksuele) onschuld symboliseren, alsook het verlies daarvan. Freud biedt hier in een voetnoot een interessant historische wetenswaardigheid aan: de oudste talen zouden zich op dit punt precies zo gedragen als de droom. Ze hebben aanvankelijk maar één woord voor de beide tegenstellingen aan de uiteinden van een kwaliteiten- activiteitenreeks (sterk-zwak, oud-jong, ver-dichtbij, binden-scheiden) en vormen pas secundair, door lichte modificaties van het gemeenschappelijke oerwoord, afzonderlijke aanduidingen voor de beide tegenstellingen. Interessant!


Gelijkenis, overeenstemming, gemeenschappelijkheid wordt door de droom meestal uitgebeeld door samentrekking tot een eenheid. Het eerste geval kan men identificatie, het tweede mengvorming noemen. Identificatie houdt in dat dat men slechts over één persoon droomt, die echter door iets gemeenschappelijks sterk met een ander is verbonden, maar deze ander blijft voor de droom onderdrukt. Bij de mengvorming, die ook voor personen kan gelden (mengpersoon) worden eigenschappen van twee personen of objecten vermengd. Men ziet bijvoorbeeld een persoon in de droom, die alle karakteristieken, of de naam van een andere (ons bekende) persoon draagt. Ook kan het voorkomen dat een scène in de droom wordt toegeschreven aan de ene persoon, en de andere - in de regel belangrijkere - persoon er ook bij komt staan als verder niet bij de zaak betrokken aanwezige. De dromer vertelt bijvoorbeeld: 'Mijn moeder was er ook bij' (p.315).

De identificatie of de mengpersoon dient om ons de uitbeelding van het gemeenschappelijke aspect dat ze vertegenwoordigen te besparen. In plaats van te herhalen: persoon A is mij vijandig gezind, persoon B echter ook, vorm ik in de droom een mengpersoon van A en B of stel ik mij persoon A in een andersoortige actie, die B voor ons kenschetst. Een voorbeeld van zowel verdichtings- als verschuivingsarbeid dus.


Dan, over het egoïsme in de droom:

"Het is een ervaring, waarop ik geen enkele uitzondering heb gevonden dat iedere droom over de eigen persoon handelt. Dromen zijn absoluut egoïstisch" (p.316).

Zelfs wanneer in de droom enkel een onbekende persoon voorkomt, zou men volgens Freud aan mogen nemen dat de eigen Ik (door het proces van identificatie) daarachter schuilgaat. Maar het kan ook andersom, dat een andere persoon zich door identificatie achter dat Ik verbergt. Men zou dan op zoek moeten gaan naar de gemeenschappelijke trek, die de persoon met het Ik heeft. Er zijn ook dromen waarin het Ik naast andere personen voorkomt, die zich door opheffing van de identificatie weer als het Ik ontpoppen. Men kan dus de eigen Ik meerdere malen in één droom uitbeelden, nu eens rechtstreeks, dan weer door identificatie met andere personen. Met een veelheid van zulke identificaties kan volgens Freud een buitengewoon rijk gedachtemateriaal worden gecomprimeerd.


Het proces van omkering: dikwijls vindt er in de droom een omkering van de werkelijke wensvervulling plaats. "Was het maar andersom geweest!' is vaak de beste manier om de reactie van het Ik op een pijnlijke herinneringsflard uit te drukken. Maar de omkering staat ook vaak in dienst van de censuur, doordat ze dat wat moet worden uitgebeeld, zo sterk vervormt dat het aanvankelijk het begrip van de droom haast onmogelijk maakt. Freud adviseert in dat geval de poging te wagen bepaalde aspecten van de manifeste droominhoud om te keren, waarop niet zelden alles duidelijk wordt. Een mooi voorbeeld: Zo is bijvoorbeeld in de droom van een jonge dwangneuroticus de herinnering aan de infantiele doodswens tegen de gevreesde vader verborgen achter de volgende bewoordingen: zijn vader geeft hem een uitbrander omdat hij zo laat thuiskomt. Docht uit de context van de psychoanalytische behandeling en de invallen van de dromer blijkt dat de tekst eerst moet luiden: hij is boos op zijn vader, en vervolgens dat zijn vader altijd te vroeg (dat wil zeggen, te vlug) thuis kwam naar zijn zin. Hij had liever gehad dat zijn vader helemaal niet thuis kwam, wat identiek is met de doodswens tegen de vader. De dromer had zich namelijk als kleine jongen, toen zijn vader eens geruime tijd afwezig was, schuldig gemaakt aan een daad van seksuele agressie tegen iemand anders, en hij was gestraft met het dreigement: 'Wacht maar eens tot je vader terugkomt!' (p.321-322).


Ten slotte een opmerking over de vorm van de droom en het fenomeen van twee dromen in dezelfde nacht. Volgens Freud zou de vorm van de droom verbazend vaak gebruikt worden voor de uitbeelding van de verborgen inhoud. Wanneer men dus als dromer vaag of verward is over droom, slaat die verwarring vaak op de inhoud. Wanneer men het idee heeft dat de droom bepaalde leemtes bevat, duiden ook die leemtes juist een deel van de verborgen inhoud aan. Een weerstand om de droom te vertellen omdat hij bijvoorbeeld onduidelijk en verwarrend was, geeft aan waar de droom eigenlijk over gaat (de latente gedachte-inhoud). Een meisje dat bijvoorbeeld verward was of het nu haar vader of haar man was die in de droom voorkwam, bleek in werkelijkheid (dit kwam in de duiding van de droom naar voren) zwanger te zijn en onduidelijkheid te ervaren over wie precies de vader van haar kind was. De onduidelijkheid die de droom vertoonde, was dus ook hier een bestanddeel van het droomverwekkende materiaal.

Wanneer men meerdere dromen in eenzelfde nacht heeft, zouden deze volgens Freud allen tot hetzelfde geheel behoren; hun splitsing in verschillende delen, de groepering en het aantal daarvan, dat alles is doelmatig en kan worden geïnterpreteerd als een uit de latente droomgedachten afkomstige boodschap. De verschillende dromen zouden dus min of meer hetzelfde betekenen, dezelfde impulsen tot uitdrukking brengen in ongelijksoortig materiaal.


Tot zover vandaag. Gelukkig ben ik weer begonnen! Tot nu toe vind ik dit hoofdstuk wat tegenvallen, veel ervan is ook in de eerdere hoofdstukken al kort aangestipt. Volhouden dus...


156 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page