top of page

Deel 2-27 Het is maar een droom

Bijgewerkt op: 8 mrt. 2020

Boek 2 post 27: pagina 464 - 482 (totaal aantal gelezen pagina's 1352)


Vandaag de laatste paragraaf van het zesde hoofdstuk van De Droomduiding, getiteld "de secundaire bewerking".


Wie geregeld droomt, zal wellicht de ervaring wel eens gehad hebben dat hij zich bewust is van het feit dat hij droomt. Een voorbeeld kan zijn dat men in de droom denkt: "dit is immers maar een droom". Tegenwoordig noemt men dit lucide dromen, een term die door psychiater en schrijver (later ook geïnspireerd door Freud) Frederik van Eeden het eerst werd gebruikt (lees hier een interessant artikel over lucide dromen, in het Tijdschrift voor Psychiatrie).

Het bestaat: The club of lucid dreamers

Volgens Freud zou een dergelijke droom tot doel hebben dat het zojuist gedroomde gebagatelliseerd wordt ("het is maar een droom"), om het vervolg van de droom te kunnen gedogen. De realisatie van de dromer dat het slechts een droom is, dient om een

"bepaalde instantie in slaap te wiegen die op dat gegeven moment moment alle reden zou hebben in actie te komen en de voortzetting van de droom - of van de scène - te verbieden. Maar het is gerieflijker door te slapen en de droom te gedogen ‘omdat het toch maar een droom is’. Ik stel mij voor dat de minachtende kritiek ‘het is maar een droom’ in dromen optreedt wanneer de nooit helemaal slapende censuur zich door de reeds toegelaten droom overrompeld voelt. Het is te laat om hem te onderdrukken, dus antwoordt ze met die opmerking op de angst, of de pijnlijke gewaarwording, die in reactie op de droom ontstaat." (p.465)

Het zou dus een optreden van de censuur kunnen zijn die te laat is om de droom te aborteren, maar vervolgens de droom 'draaglijk' maakt door de dromer eraan te herinneren dat het slechts een droom is, zodat hij niet wakker hoeft te worden uit zijn slaap. Daarmee zegt Freud ook dat de droom niet uitsluitend bestaat uit de omzetting van gedachten (uit de latende droominhoud) in droombeelden, maar dat er soms ook in de droom een bewuste psychische activiteit een bijdrage aan de droom kan leveren. De censuur, die we eerst alleen hebben gezien als een functie die elementen in de droom onderdrukt, zou juist ook verantwoordelijk kunnen zijn voor uitbreidingen en interpolaties. Volgens Freud heeft de censuur ook een rol in het aan elkaar verbinden van verschillende droomgedeelten, om het tot een samenhangende droom te maken. Ze stopt als het waren de gaten in de constructie van de droom, om Freuds woorden te gebruiken. Hij noemt dit proces de 'secundaire bewerking'; het maken van een samenhangende, haast logisch geordende droom. Wanneer we dit soort, zeer samenhangende dromen hebben, die met het wakkere en bewuste denken gelijkenissen vertonen, zou de droom daarin ook fantasieën en dagdromen (klik op de link voor meer informatie) opnemen. Onderaan deze blog zal ik een voorbeeld dat Freud van een dergelijk droom geeft overnemen.

"Verdiepen wij ons grondiger in de kenmerken van deze dagfantasieën, dan begrijpen wij hoe terecht het is dat deze formaties dezelfde naam hebben gekregen als onze nachtelijke denkproducties dragen, de naam van dromen. Ze hebben een wezenlijk deel van hun eigenschappen met de nachtelijke dromen gemeen (...) Evenals de dromen zijn het wensvervullingen; evenals de dromen zijn ze goeddeels gebaseerd op de indrukken van vroege jeugdervaringen; evenals de dromen verheugen ze zich in een zekere verslapping van de censuur op hun creaties. Speurt men hun structuur na, dan gaat men beseffen hoe het wensmotief dat zich in hun productie concretiseert, hun bouwstenen door elkaar heeft gegooid, gereorganiseerd en tot een nieuw geheel samengevoegd. (...) Er zijn dromen die uitsluitend bestaan uit het herhalen van een dagfantasie, die misschien onbewust is gebleven (...) Overigens worden deze fantasieën net zoals alle andere bestanddelen van de droomgedachten in elkaar geschoven, verdicht, de ene door de andere overdekt en dergelijke; er zijn echter overgangen tussen enerzijds het geval dat ze bijna onveranderd de droominhoud of op zijn minst de droomfaçade mogen vormen, en anderzijds het tegenovergestelde geval, dat ze slechts door een van hun elementen of door een vage toespeling op dat element in de droominhoud zijn vertegenwoordigd. " (p.468-469)

De droomgedeelten waarmee de secundaire bewerkingen zijn werk heeft kunnen doen maken zodoende een heldere indruk op ons. De dromen of gedeelten daarvan die een verwarde indruk achterlaten, daarbij zou de secundaire bewerking hebben gefaald.

"Gebleken is dat een deel van de overdag werkzame aandacht ook tijdens de slaaptoestand aan de droom gewijd blijft, hem controleert, kritiseert en zich de macht voorbehoudt hem te onderbreken. Het lag voor de hand in deze wakker gebleven psychische instantie de censor [censuur] te herkennen die een zo sterke beteugelende invloed op de vormgeving van de droom uitoefent." (p.480)

Zouden we dus mogen stellen dat de secundaire bewerking een functie is van de censuur?

Freud verschaft ons dan ter afsluiting van dit voorlaatste hoofdstuk een samenvatting van de droomarbeid, die ik jullie niet wil besparen: (p.481-482)


De psychische arbeid bij de droomvorming valt in twee functies uiteen: de aanmaak van de droomgedachten en de omzetting daarvan in de droominhoud. De droomgedachten zijn volkomen correct gevormd, en met alle psychische inzet waartoe wij bij machte zijn; ze behoren tot ons niet bewust geworden denken, waaruit door een bepaalde omzetting ook de bewuste gedachten voortkomen. Hoeveel wetenswaardigs en raadselachtigs ze ook mogen bevatten, deze mysteries hebben toch geen bijzondere betrekking met de droom en verdienen geen behandeling in het kader van de droomproblematiek. Daarentegen is die andere hoeveelheid arbeid, die de onbewuste gedachten verandert in droominhoud, eigen aan het droomleven en daarvoor karakteristiek. Deze eigenlijke droomarbeid verwijdert zich nu veel verder van het paradigma van het waakdenken dan zelfs de meest resolute kleineerders van het psychische functioneren tijdens de droomvorming hebben gedacht. Hij is niet, om maar iets te noemen, slordiger, incorrecter, vergeetachtiger, onvollediger dan het waakdenken; hij is iets dat daar kwalitatief totaal van verschilt, en dus al op voorhand er niet mee te vergelijken. Hij denkt, rekent, oordeelt in het geheel niet, maar beperkt zich tot omvormen. Hij laat zich afdoende beschrijven wanneer men de voorwaarden beziet waaraan zijn voortbrengsel moet voldoen. Dat product, de droom, moet vóór alles aan de censuur worden onttrokken, en daartoe bedient de droomarbeid zich van de verschuiving van psychische intensiteiten, tot een herwaardering van alle psychische waarden toe; gedachten moeten uitsluitend of hoofdzakelijk in het materiaal van visuele en akoestische herinneringssporen weergegeven worden, en uit deze eis vloeit voor de droomarbeid de inachtneming van de plastische mogelijkheden voort, waaraan hij door nieuwe verschuivingen tegemoet komt. Er moeten (waarschijnlijk) grotere intensiteiten gefabriceerd worden dan in de droomgedachten ’s nachts beschikbaar zijn, en daartoe dient de uitgebreide verdichting waaraan de bestanddelen van de droomgedachten worden onderworpen. Op de logische relaties van het gedachtemateriaal wordt amper acht geslagen; ze krijgen uiteindelijk een bedekte uitbeelding in formele eigenaardigheden van de droom. De affecten van de droomgedachten veranderen minder sterk dan hun voorstellingsinhoud. Ze worden in de regel onderdrukt; waar ze behouden blijven, worden ze van de voorstellingen losgemaakt, gesorteerd en samengevoegd. Slechts één onderdeel van de droomarbeid, de in haar omvang variabele omwerking door het partieel gewekte waakdenken, voegt zich misschien naar de opvatting die de auteurs voor de algehele werkzaamheid van de droomvorming hebben willen laten gelden.



Tot slot een voorbeeld van een droom waarin fantasieën optreden (p.470-471)


Ik wil bij voorbeeld nog een droom aanhalen die uit twee verschillende, tegengestelde en elkaar op bepaalde punten overlappende fantasieën lijkt te bestaan, waarvan de ene de oppervlakkige is en de andere zich als het ware tot de duiding van de eerste ontwikkelt. De droom luidt—het is de enige waarover ik geen zorgvuldige aantekeningen heb—ongeveer als volgt. De dromer, een ongehuwde jongeman, zit in zijn—goed waargenomen—stamkroeg; dan verschijnen er verschillende mensen om hem af te halen, onder wie iemand die hem wil arresteren. Hij zegt tegen zijn tafelgenoten: ‘Ik betaal later wel, ik kom weer terug.’ Maar die roepen onder hoongelach: ‘Dat kennen we nu wel, dat zeggen ze allemaal.’ Een gast roept hem nog na: ‘Daar gaat er weer een verloren.’ Hij wordt vervolgens naar een klein lokaal gebracht waar hij een vrouwspersoon met een kind op de arm aantreft. Een van zijn begeleiders zegt: ‘Dit is meneer Müller.’ Een commissaris, of een ander soort ambtenaar, bladert in een pak systeemkaarten of akten en herhaalt intussen: ‘Müller, Müller, Müller.’ Ten slotte stelt hij hem een vraag, die hij met ja beantwoordt. Hij kijkt dan om naar het vrouwspersoon en merkt dat zij een grote baard heeft gekregen.

De beide bestanddelen zijn hier gemakkelijk te scheiden. Het oppervlakkige element is een arrestatiefantasie, ze maakt op ons de indruk door de droomarbeid nieuw gevormd te zijn. Daarachter evenwel wordt, als materiaal dat door de droomarbeid een lichte omvorming heeft ondergaan, de trouwfantasie zichtbaar, en de trekken die beide gemeen kunnen hebben, komen weer bijzonder duidelijk naar voren, als bij een mengfoto van Galton. De belofte van de man, tot dat moment vrijgezel, dat hij zijn plaats aan de stamtafel weer zal opzoeken, het ongeloof van de door vele ervaringen wijs geworden kroegmakkers, de woorden die hem worden nageroepen: ‘Daar gaat er weer een (door huwelijk) verloren’—het zijn ook voor de andere duiding gemakkelijk te begrijpen karakteristieke trekken. Evenzo het jawoord dat men de ambtenaar geeft. Het bladeren in een stapel papieren waarbij steeds dezelfde naam wordt herhaald, beantwoordt aan een secundair, maar zeer herkenbaar facet van trouwpartijen, het voorlezen van de bij stapels tegelijk binnengekomen felicitatietelegrammen, die immers alle op dezelfde naam zijn gesteld. In het persoonlijke optreden van de verloofde in deze droom heeft de trouwfantasie zelfs getriomfeerd over de arrestatiefantasie waardoor ze overdekt wordt. Dat deze verloofde uiteindelijk een baard tentoonspreidt, kon ik door het inwinnen van een inlichting—tot een analyse kwam het niet—ophelderen. De dromer had daags tevoren met een vriend, die een even groot tegenstander van het huwelijk is als hij zelf, over straat gelopen en hij had deze vriend attent gemaakt op een mooie brunette die hun tegemoet kwam. De vriend had echter de opmerking gemaakt: ‘Tja, kregen die vrouwen maar niet met de jaren net zulke baarden als hun vaders.’

Natuurlijk ontbreekt het ook in deze droom niet aan elementen waarbij de droomvervorming grondiger werk heeft gedaan. Zo doelt de opmerking ‘ik zal later wel betalen’ misschien op het te vrezen gedrag van de schoonvader met betrekking tot de bruidsschat. Blijkbaar wordt de dromer door allerlei bezwaren ervan weerhouden zich met welgevallen aan de trouwfantasie over te geven. Een van deze bezwaren, namelijk dat men door het huwelijk zijn vrijheid verliest, heeft zijn belichaming gevonden in de omzetting tot een arrestatiescène.



131 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page