Boek 3 post 01: pagina 5 - 70 (totaal aantal gelezen pagina’s 1515)
Vanuit het land waar Freud het merendeel van zijn leven doorbracht, schrijf ik deze blog. De bergen van Tirol, Oostenrijk zijn ook in herfstkleuren een verademing. Onderweg hier naartoe een mooie start in het derde boek kunnen maken en vanuit het luxueuze berghotel waar ik verblijf met plezier deze eerste blog samengesteld. Weer een nieuw boek met nieuwe onderwerpen.
Na De droomduiding, gepubliceerd in 1900, volgen in deel 3 Freuds publicaties van de periode 1901 - 1905. Dit derde deel telt 566 pagina’s, exclusief registers en bibliografie. Het bevat een aantal korte werken (‘Over de droom’, ‘De psychoanalytische methode van Freud’, ‘Over psychotherapie’ en korte referaten). Kern van het boek vormen echter de twee grotere werken ‘Psychopathologie van het dagelijks leven’ en ‘De grap en haar relatie met het onbewuste’.
Het boek vangt aan met de publicatie ‘Over de droom’ (p. 9 - 56), uitgegeven in 1901. Dit werk betreft een verkorte uitgave, zogezegd een samenvatting van De droomduiding. Het stuk leest gemakkelijk weg en eenieder die niet de gehele Droomduiding wil lezen zou ik het zeker aanbevelen. Alle in De droomduiding geïntroduceerde termen als verschuiving, verdichting, verdringing, manifeste en latente droominhoud worden in deze samenvatting haast eenvoudiger en bondiger uitgelegd dan in het originele werk. En ondanks het geringe aantal pagina’s worden er toch nog een aantal droomvoorbeelden in uitgewerkt. Ik sluit echter niet uit dat dit uittreksel gemakkelijker te lezen is, juist omdat ik De droomduiding ook heb gelezen en reeds vertrouwd geraakt ben met de terminologie en de ontvouwing van de theorie.
Freuds volgende publicatie is ‘Psychopathologie van het dagelijks leven’ (Zur Psychopathologie des Alltagslebens), een 254 pagina’s tellend werk dat in 1901 in twee delen werd gepubliceerd in een medisch tijdschrift. In 1904 werd het als apart boek uitgegeven. Slechts één ander werk van Freud ('Colleges inleiding tot de psychoanalyse' - 1916) werd in méér vreemde talen vertaald en vaker gedrukt in het Duits dan 'Psychopathologie...'. Het is tevens één van de werken waar Freud gedurende zijn hele leven nog toevoegingen in aanbracht, doch slechts aanvullende voorbeelden in plaats van theoretisch vernieuwende inzichten. De redactionele inleiding wijst de lezer erop dat de vele voorbeelden het wezenlijke betoog soms ietwat lijken te vertroebelen, iets dat ik bij de talrijke droomvoorbeelden in het vorige boek ook bemerkte.
Net als in De droomduiding ondervond men bij de vertaling van het originele Duitse werk naar het Nederlands verschillende (ver)taalproblemen. Een groot aantal woordelijke associaties blijft natuurlijk enkel in de oorspronkelijke taal van kracht en ondergaat in de vertaling de nodige wijzigingen om overeind te blijven. Waar Freud in De droomduiding het onbewuste trachtte bloot te leggen aan de hand van het analyseren van dromen, zo doet hij dat in 'Psychopathologie...' aan de hand van versprekingen, vergissingen, verschrijvingen, het vergeten van namen en woorden enzovoorts.
Al in 1898 schreef Freud aan zijn vriend Wilhelm Fliess voor het eerst over een zogenaamde 'lapsus': "Ik heb eindelijk een kleinigheid begrepen waar ik allang een vermoeden van had - je kent het geval dat een naam je ontsnapt en een deel van een andere naam daarvoor in de plaats komt waarvan je zou zweren dat het juist is, hoewel het telkens foutief blijkt te zijn".
Het woord 'lapsus' (zie ook uitleg Psychoanalytisch Woordenboek) vraagt om enige toelichting: Freud hanteerde het woord Fehlleistung, wat te vertalen is als 'foutieve verrichting' of 'wanprestatie'. Het gaat in de psychoanalytische uitleg van dit begrip telkens om een fout of een vergissing die iemand 'overkomt' en die achteraf wordt ingezien; een steek die hij onbewust heeft laten vallen. Lapsus betekent letterlijk 'uitglijder' of 'vergissing'. Freud interesseerde zich vermoedelijk voor deze gevarieerde vormen van versprekingen en vergissingen omdat ze hem in staat stelden - net als dromen - om de ontdekkingen die hij eerst in verband met de neurosen had gedaan, tot het normale zielenleven uit te breiden. Dit bood hem tevens de mogelijkheid om de psychoanalyse bekend te maken bij een niet-medisch publiek. Hij zou zelfs lichtelijk de voorkeur geven aan lapsussen boven dromen, omdat de laatste ingewikkelder waren te duiden. Hij kon de lapsussen zonder veel tegenspraak gebruiken om zijn fundamentele stelling van De droomduiding te bewijzen, namelijk dat er twee onderscheidende psychische functies waren (het bewuste en het onbewuste). Verder zouden lapsussen hem helpen in zijn poging om een psychologisch determinisme te verdedigen. Hij zou ze gebruiken om aan te tonen dat de determinanten van alle geestelijke processen, hoe klein ook, bloot te leggen zijn. Met andere woorden, dat de mens niets zonder reden doet en dat die reden is terug te herleiden naar het onbewuste.
'Psychopathologie van het dagelijks leven' beslaat twaalf korte hoofdstukken, elk geconcentreerd rondom een bepaald type 'vergissing' of 'vergeten'. Vandaag lezen we hoofdstuk I, 'Het vergeten van eigennamen'. Doel van Freuds opstel is aan te tonen dat onder de vrij alledaagse bevinding waarin men een naam niet kan herinneren (en het geheugen dus faalt), een diepere verklaring schuilgaat dan men in eerste instantie aan dit verschijnsel gewend is te geven. Freud beschrijft aan de hand van een persoonlijk voorbeeld het proces van vergeten, foutief herinneren en het verband tussen beide. Het is immers vaak het geval dat men niet alleen een naam vergeet, maar tevens foutief herinnert. Vervolgens schieten ons andere namen, zogezegd substituutnamen te binnen, waarvan men onmiddelijk weet dat ze onjuist zijn, maar die zich toch hardnekkig opdringen. Deze verschuiving naar andere namen, zou volgens Freud niet willekeurig zijn. De verbanden tussen deze substituutnamen en de eigenlijke (correcte) naam, zouden traceerbaar zijn en in dienst staan van de verdringing.
In het voorbeeld dat Freud aanhaalt wil hij zich de naam van een schilder (die in de dom van Orvieto beroemde fresco's schilderde) herinneren. De correcte naam is Signorelli, echter drongen zich twee andere namen aan hem op; Boticelli en Boltraffio. Freud schetst de context waarin hij zich deze naam wilde herinneren en stipt aan dat deze mede bepalend was voor het vergeten én het opkomen van de substituutnamen. Freud bevond zich in een rijtuig op een reis van Dalmatië naar een plaats in Herzegowina. Hij vroeg zijn reisgenoot of hij de fresco's van deze ene schilder, op wiens naam hij niet kon komen, al had gezien.
Vlak vóór hij dit aan zijn reisgezel vraagt heeft hij net een gesprek gevoerd over de in Bosnië en Herzegowina levende Turken. Hij vertelde de anekdote over dit volk (de Turken), dat zij gewoonlijk een onbegrensd vertrouwen in de arts tentoonstelden en opmerkelijk in het noodlot konden berusten. Vaak deden zij dat met de woorden: "Heer, wat valt er te zeggen? Ik weet dat als hij te redden was geweest, u hem gered zou hebben." In deze zinnen schept Freud het verband tussen de woorden Bosnië, Herzegowina en heer en hoe deze zich in een associatieve keten tussen Signorelli en Boticelli-Boltraffio laten inpassen.
Deze gedachtereeks over de Turken werd vervolgd, ofwel verstoord door een andere anekdote die zich aandiende, namelijk dat Turken seksueel genot als het hoogste van alle genot beschouwen. Bij stoornissen in de seksualiteit zouden Turken dan ook eenzelfde wanhoop tentoon spreiden als wanneer zij een doodsvonnis te horen kregen. Hij herinnert zich hoe een Turkse patiënt aan een collega-arts hierover vertelde: "U weet, Heer, als dát [seksueel presteren] niet meer kan, heeft het leven geen waarde." Deze gedachtereeks diende zich aan bij Freud, maar wilde hij niet bespreken met de reisgenoot met wie hij zich in het rijtuig bevond. Bovendien leidde hij zichzelf verder af van gedachten aan de thema's dood en seksualiteit, want hij had op dat moment nog last van de nawerking van een naar bericht hij enkele weken eerder had gekregen, terwijl hij kort verbleef in Trafoi. Een patiënt voor wie hij veel moeite had gedaan had zichzelf, wegens een ongeneeslijke seksuele stoornis, van het leven beroofd. Freud herinnerde zich deze droevige gebeurtenis en alles wat ermee samenhing niet perse bewust, maar hij was ervan overtuigd dat de overeenkomst tussen Trafoi en Boltraffio door deze reminiscentie toch in hem was geactiveerd.
Hij vervolgt:
Ik kan in het vergeten van de naam Signorelli niet langer een toevallige gebeurtenis zien. Ik moet de invloed van een motief bij dit proces erkennen. Het waren bepaalde motieven die me bewogen om mijzelf bij het uitspreken van mijn gedachten (over de zeden van de Turken enz.) te onderbreken en die me verder zodanig beïnvloedden dat ik de hierbij aansluitende gedachten, die bij het in Trafoi ontvangen bericht zouden zijn geëindigd, van bewustwording uitsloot. Ik wilde dus iets vergeten, ik had iets verdrongen. Weliswaar wilde ik iets anders vergeten dan de naam van de meester van Orvieto, maar dit andere wist een associatieve verbinding met diens naam aan te gaan, zodat mijn wilsdaad haar doel niet bereikte en ik het ene tegen mijn wil vergat, terwijl ik het andere met opzet wilde vergeten. Mijn tegenzin om me iets bepaalds te herinneren richtte zich tegen de ene inhoud; mijn onvermogen om me iets bepaalds te herinneren openbaarde zich bij een andere. Het zou duidelijk een eenvoudiger geval zijn geweest als tegenzin en onvermogen om zich iets te herinneren op dezelfde inhoud betrekking hadden gehad. - De substituutnamen lijken mij ook niet meer zo volstrekt ongegrond als vóór de opheldering; ze herinneren mij (op de manier van een compromis) evenzeer aan wat ik wilde vergeten als aan wat ik me wilde herinneren, en bewijzen mij dat mijn opzet iets te vergeten niet helemaal is geslaagd, maar ook niet helemaal is mislukt. (pp. 66-67)
De gedachten die de eerste ankdote over de in Bosnië en Herzegowina levende Turken activeerde, leidde dus tot andere gedachtesporen die onprettig waren en liever niet verder bewust uitgedacht werden, maar onderwijl raakten aan bepaalde plaatsnamen en overeenkomsten met de door Freud foutief herinnerde namen van schilders.
Deze associatieve verbindingen tussen de gezochte naam (Signorelli) en het verdrongen onderwerp (dat van dood en seksualtiet etc. waarin de namen Bosnië, Herzegowina en Trafoi voorkomen) vat hij samen in het volgende schema:
Zo zien we de verschillende typen woord-associaties en inhoudelijke associaties terug. Het woord Signorelli is opgesplitst in zowel Signor, wat natuurlijk ook Heer betekent en elli, wat een akoestische overeenkomst heeft met de substituutnaam Boticelli. Bosnië raakt weer aan de woorden Boticelli en Botraffio etc. Uit eerder psychologisch onderzoek naar het geheugen, zo schrijft Freud, blijkt ook dat men op deze wijze teruggraaft in het geheugen wanneer men zich iets wil herinneren (dat men dus zowel naar woordelijke gelijkenissen als naar inhoudelijke overeenkomsten/associaties zoekt). Freud voegt daar een motief aan toe. Het is volgens hem waarschijnlijk dat een onderdrukt element (een gedachte of gedachtereeks) er steeds naar streeft zich ergens anders te doen gelden, maar dit succes alleen behaalt wanneer geschikte condities hieraan meewerken. Soms slaagt de onderdrukking in zijn doel zonder voor symptomen te zorgen, maar in 'onschuldige' varianten zoals het vergeten van namen of foutief herinneren komt zij toch ook tot uitdrukking. Zo komt hij tot drie condities voor het proces van vergeten en foutief herinneren van namen:
1. een zeker dispositie voor het vergeten van de naam (ik ben niet zeker wat hij hiermee bedoelt, maar denk dat hij doelt op dat het om een naam moet gaan waarbij het geheugen in de eerste plaats al een bepaalde moeite moet doen om het zich te herinneren, dat het dus niet gaat om een naam die vooraan in ons bewustzijn ligt)
2. een kort ervoor verlopen onderdrukkingsproces, en
3. de mogelijkheid om een uiterlijke [woordelijke] associatie tussen de naam in kwestie en het tevoren onderdrukte element tot stand te brengen.
Dit laatste argument lijkt misschien vergezocht, zegt Freud, maar hij constateert aan de hand van zijn vele voorbeelden dat de uiterlijke associatie - bij nadere analyse - vaak ook een inhoudelijke associatie prijsgeeft. Uiteraard gebeurt het ook dat men zich geen spontane substituutnamen te binnen schiet, maar dat men dit met gerichte aandacht en concetratie probeert te doen. Ook wanneer de juiste naam via deze weg herinnerd gepoogd te worden, staan de bewust gezochte substituutnamen in eenzelfde relatie tot de verdrongen naam. Maar er blijft volgens Freud ook een 'gewoon' vergeten. Zo sluit hij af met de voorzichtige woorden: "naast het eenvoudig vergeten van eigennamen komt ook een vergeten voor dat door verdringing is gemotiveerd." (p. 70)
Men ziet hier deels eenzelfde afleggen van de associatieve weg, als die Freud hanteerde in het duidingsproces van dromen.
Tot zover voor vandaag.
Comments