top of page
Foto van schrijverReading Freud

3-04 De freudiaanse verspreking

Bijgewerkt op: 8 mrt 2020

Boek 3 post 04: pagina 109 - 155 (totaal aantal gelezen pagina’s 1598)


Eén van de bekendste fenomenen die door Freud onderzocht is en in ons vocabulaire verankerd is geraakt, is de verspreking. Later ook wel de freudiaanse verspreking genoemd, of in het Engels de Freudian slip. We hebben in het Nederlands een treffend spreekwoord dat hier mooi bij aansluit:


"Waar het hart vol van is, loopt de mond van over"


En in het Engels:


"What the heart thinks, the mouth speaks"


Met andere woorden; waar men aan denkt - of in Freuds uitleg, waar men onbewust aan denkt - dat zal men ook verbaal uiten, soms tot ons eigen ongenoegen. Het gebeurt in de verspreking immers dikwijls dat men iets prijsgeeft dat men liever niet aan anderen had toe willen vertrouwen.



Het volgende hoofdstuk van 'Psychopathologie van het dagelijks leven' is dan ook De verspreking. Een boeiend en uitgebreid hoofdstuk waarin talloze voorbeelden beschreven worden van de meest uiteenlopende versprekingen, die, zoals we zullen lezen, verschillende zaken kunnen onthullen.

De eerste vraag rondom het fenomeen van de verspreking is of het verspreken louter een taalkundige verwarring is. In dit geval zouden we ons verspreken omdat we klanken die verderop in het woord of in de zin komen al in ons bewustzijn halen en als het ware te vroeg uitspreken, omdat ze geactiveerd zijn door het denken aan de uit te spreken zin of woord. Dit is een linguïstische verklaring, waarbij het gaat om puur woordelijke associaties die het spreken verstoren. Een voorbeeld van een dergelijke verspreking is de verwisseling van woorden: 'Milo van Venus' in plaats van 'Venus van Milo'. Maar men kan ook enkel klanken door elkaar halen, zoals Vilo van Menus.

Freud gelooft echter dat naast dit type versprekingen men zich ook door redenen buiten het linguïstische kan verspreken. Men verspreekt zich dan met een klank of woord dat door onbewuste, persoonlijke en inhoudelijke redenen in verbinding staat met het bedoelde woord. Dit kunnen substituties of vervormingen/mengvormen zijn. Een voorbeeld: (p. 113)


'Ik vraag R. von Schid. hoe het met zijn zieke paard gaat. Hij antwoordde: " Ach, dat draut....dauert [duurt] misschien nog een maand." Het "draut" met een r vond ik onbegrijpelijk, want de r van dauert kon nooit dat effect hebben gehad. Ik maakte R. von S. dus hierop attent, waarna hij verklaarde gedacht te hebben: "Dat is een traurig [triest] verhaal." De spreker had dus twee antwoorden in zijn hoofd en deze vermengden zich.'

Het zou in dit geval gaan om 'zwervende taalbeelden' die zich onder de bewustzijnsdrempel bevinden en niet bedoeld zijn om uitgesproken te worden.


Nog interessanter wordt het echter wanneer men een woord door het inhoudelijke tegendeel vervangt. Een zeer bekend voorbeeld hiervan dat dikwijls aangehaald wordt wanneer men de freudiaanse verspreking uitlegt, is het volgende: (p.114)

'Men zal zich nog wel nog wel de manier herinneren waarop de voorzitter van het Oostenrijkse Huis van Afgevaardigden enige tijd geleden de zitting opende: "Hoogaanzienlijk huis! Ik constateer de aanwezigheid van zo- en zoveel heren en verklaar derhalve de vergadering voor gesloten!" Pas de algemene vrolijkheid maakte hem attent op zijn fout en hij verbeterde hem. In dit geval luidt de verklaring vermoedelijk dat de voorzitter wenste dat hij al in de gelegenheid was de vergadering, waarvan niet veel goeds viel te verwachten, te sluiten, maar - een frequent verschijnsel - de bijgedachte dreef op zijn minst gedeeltelijk haar wil door en het resultaat was "gesloten" in plaats van "geopend", dus het tegendeel van wat de kamervoorzitter bedoelde.

Bij de vervanging door het tegendeel zegt Freud dat de verspreking het gevolg is van een protest dat in het innerlijk van de spreker wordt aangetekend tegen de uitgesproken zinnen. Voor Freud is het duidelijk dat versprekingen vaak, zo niet altijd, een beïnvloeding ondergaan van de wil. Een theorie van collega psycholoog-onderzoeker Wundt, verklaart dat de spreekfout ontstaat door een positieve factor - het onbelemmerde voortstromen van associaties - en een negatieve factor - het verslappen van de aandacht. Freud vervolledigt deze theorie door te stellen dat juist door het verslappen van de aandacht de onbelemmerde stroom van associaties op gang komt. Met andere woorden, geconcentreerde aandacht werkt belemmerend voor de vrij associatiestroom. Wanneer de aandacht verslapt, kunnen onvoorziene associaties naar de oppervlakte drijven, en daarmee 'per ongeluk' uitgesproken worden. Het betreft dus een bepaalde onbewust gebleven gedachte, die zich door middel van de verspreking kenbaar maakt en vaak pas door analyse tot bewustzijn kan worden gebracht. In andere gevallen is het een algemener psychisch motief, dat zich tegen heel het spreken richt (een innerlijk protest bijvoorbeeld).


Een voorbeeld met analyse: (p.118)

Tegenover een andere patiënte moet ik op een bepaald punt van de analyse het vermoeden uitspreken dat ze zich in de tijd waarover wij het juist hebben voor haar familie schaamde en haar vader een nog onbekend verwijt maakte. Ze herinnert het zich niet en acht het trouwens ook onwaarschijnlijk. Maar ze zet het gesprek voort met opmerkingen over haar familie: 'Eén ding moet je hun nageven: het zijn wèl bijzondere mensen, ze hebben allemaal Geiz [hebzucht] - ik bedoel Geist [esprit]. Dit was inderdaad het verwijt dat zij uit haar geheugen had verdrongen. Dat in de verspreking juist het denkbeeld naar buiten dringt dat men wil tegenhouden, is een vaak voorkomend geval.

Een ander voorbeeld (door Otto Rank) p.121:

Een jongeman spreekt een dame op straat aan met de woorden: 'Als u me permitteert, juffrouw, ik zou u graag begeleidigen.' Hij dacht blijkbaar dat hij haar graag zou begeleiden, maar was bang haar met het verzoek daartoe te beledigen. Dat deze twee tegenstrijdige gevoelsopwellingen in één woord - de verspreking - tot uitdrukking kwamen, wijst erop dat de eigenlijke bedoelingen van de jongeman niet al te zuiver waren en deze dame zelfs beledigend moesten voorkomen. Terwijl hij dit nu juist voor haar tracht te verbergen, bakt het onbewuste hem de poets zijn eigenlijke bedoeling te verraden (...).

Opvallend is dat men in de verspreking ook de verdichting kan herkennen zoals Freud die aanduidde in De droomduiding, waarbij één woord (begeleidigen) door verdichting tot symbool is geworden van twee betekenissen (begeleiden en beledigen).


In Freuds psychoanalytische praktijk - waarin hij probeerde de neurotische symptomen van zijn patiënten te ontcijferen en op te heffen - luisterde hij nauwlettend op toevallig geuite woorden en invallen van de patiënt, om daarin gedachte-inhoud op te sporen die men weliswaar probeerde te verbergen, maar die zich toch onopzettelijk via allerlei wegen verraadde. De verspreking zou volgens Freud zeer waardevolle 'vangsten' opleveren in dit proces. Hij beschrijft hiervan tientallen voorbeelden, waaronder patiënten die bijvoorbeeld hun tante aanhoudend hun moeder noemen, of hun echtgenoot hun broer, zonder deze verspreking op te merken. Volgens Freud wijzen dergelijke versprekingen erop dat ze deze mensen met elkaar hebben geïdentificeerd, oftewel in een reeks ondergebracht die voor hun gevoelsleven de herhaling van hetzelfde type inhoudt. Een aanwijzing dus dat men zich niet enkel vanwege linguïstische, door de klank overeenkomende, fonetische fouten verspreekt.

In het oog springend zijn vooral de voorbeelden die hij aanhaalt van naamsverwisselingen in de verspreking (bijvoorbeeld per ongeluk de naam noemen van een aartsrivaal in plaats van de eigen naam) en wanneer men zegt wat men juist niet had willen zeggen. Hierover schrijft hij: (p. 137-138)

In andere, veel belangwekkender gevallen dwingt zelfkritiek, innerlijk verzet tegen de eigen uitlating, tot de verspreking of zelfs tot het vervangen van het bedoelde door het tegenovergestelde. Men merkt dan tot zijn verbazing hoe de formulering van een plechtige verzekering de intentie hiervan opheft, en hoe de spreekfout de innerlijke onoprechtheid heeft blootgelegd. De verspreking wordt hier een mimisch expressiemiddel, vaak juist om uit te drukken wat men niet had willen zeggen, ze wordt een middel om zich te verraden.

Ik geloof er wel in, dat onze ware intenties zich soms verraden, juist wanneer men krampachtig probeert dit verborgen te houden en iets te veinzen. Grappig is ook te lezen hoe Freud in persoonlijke voorbeelden mensen op hun verspreking wijst, waarop de persoon (patiënten of collega's) in kwestie reageert dat het enkel toeval is dat deze zich versproken heeft. Freud antwoordt daarop dat er altijd een reden moet zijn waarom iemand zich verspreekt en wijst de persoon vervolgens op de mogelijke onderliggende motieven, waarvan de persoon niet altijd even gecharmeerd blijkt te zijn dat deze hem ontfutseld worden. Gemeenzaam is toch dat men de verspreking als een lapsus lingae (een linguïstisch falen) afdoet en het bestaan van een psychologische betekenis ontkent.


Ik attendeer nog even op onderstaande BBC documentaire die ik weer terug heb kunnen vinden online (hij was eerder weer verdwenen). Een interessante reis door het werk en leven van Freud, waarin ook de Freudian slip nog even aan bod komt.



1.810 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comentarios


bottom of page