top of page

Deel 2-01 Inleiding op De droomduiding

Bijgewerkt op: 8 mrt. 2020

Boek 2 post 01: pagina 9 - 29 (totaal aantal gelezen pagina's: 905)


Vandaag gaan we van start met het tweede deel uit de reeks Freud Werken. Waar het eerste deel bestond uit diverse losse bijdragen (inclusief het uitgebreidere Studies over hysterie), werd dit tweede deel oorspronkelijk uitgegeven als een apart boek: ‘De droomduiding’.

Dit belangrijke werk van Freud beslaat ongeveer 580 pagina's, exclusief bibliografie, verschillende registers en bijlagen. De indeling (beneden te zien in de inhoudsopgave - zie foto's) is als volgt:


Vooraf een redactionele inleiding en de verschillende voorwoorden bij de latere drukken (deze behandelen we vandaag).

Voorts bestaat het boek uit zeven delen:

I. De wetenschappelijke literatuur over de droomproblematiek

II. De methode van droomduiding - De analyse van een droomvoorbeeld

III. De droom is een wensvervulling

IV. De droomvervorming

V. Het droommateriaal en de droombronnen

VI. De droomarbeid

VII. Over de psychologie der droomprocessen


Er ligt heel wat boeiends in het verschiet, dus.

De redactionele inleiding voorziet ons van zowel een historische achtergrond als ook enkele gegevens van technischer aard. 'De droomduiding’ is een van drie boeken die Freud bij elke nieuwe uitgave steeds aanpaste aan de nieuwe stand van de kennis (de andere twee boeken zijn 'Drie verhandelingen over de theorie der seksualiteit' - 1905 en 'Psychopathologie van het dagelijks leven' - 1901). Het werk heeft dus verschillende aanpassingen ondergaan, waarbij het voor het merendeel om toevoegingen ging. Het onderwerp van de droomsymboliek werd daarbij veruit het meeste verrijkt met nieuwe inzichten. De uitgave waarop het boek uit de reeks Werken gebaseerd is, is de achtste druk, uitgegeven in 1930 en daarmee tevens de laatste versie die tijdens Freuds leven verscheen. Moeilijkheden die optraden tijdens het vertalen van de originele Duitse tekst betroffen met name de interpretatie van woordspelingen. Geregeld houdt de woordspeling slechts in de oorspronkelijke taal stand en niet in de vertaling. In het boek wordt zoveel mogelijk de oorspronkelijke (Duitstalige) woordspeling gehandhaafd en voorzien van tekst en uitleg in het Nederlands.


Uit de correspondentie die Freud met zijn vriend Fliess voerde, valt op te maken dat Freud in de periode van 1897 tot 1899 aan 'De droomduiding' werkte. In 1910 schreef hij in retrospect dat hij de hoofdzaken van het boek reeds begin 1896 had voltooid, maar pas in de zomer van 1899 op papier bracht. Bij een van de ziektegeschiedenissen opgenomen in ‘Studies over hysterie’ (1895) viel al eerder Freuds belangstelling voor dromen op. Hij schrijft daar in een voetnoot over zijn eigen dromen en hoe hij bij neurotische patiënten opmerkte dat zij voorstellingen die hen gelijktijdig te binnen schoten vaak met elkaar in verband brachten (een verschijnsel dat hij associatiedwang noemde en in verband bracht met dromen). In het lastige hoofdstuk uit het eerste boek 'Ontwerp van een psychologie' (waarin Freud poogde een neurologische/kwantitatieve basis voor de psychologie te leggen) duikt het onderwerp dromen ook op. Freuds interesse in het onderwerp gaat dus een tijd terug voor de publicatie van het boek. Van het idee een boek te schrijven maakte Freud voor het eerst melding in 1897, maar hij legde dat terzijde, waarschijnlijk omdat hij zich concentreerde op zijn zelfanalyse, die in datzelfde jaar resulteerde in zijn theorie van het Oedipus-complex. Freud bekritiseerde ’De droomduiding’ sterk toen het voltooid was, omdat het niet aan zijn ideaal (en mogelijk hoge standaard) voldeed.

"Deze zelfkritiek ten spijt en ondanks de gedrukte stemming waaraan hij een tijdlang leed toen het publiek het boek vrijwel negeerde - in de eerste zes jaar na verschijnen werden 351 exemplaren verkocht - heeft Freud 'De droomduiding' toch altijd als zijn belangrijkste werk beschouwd. 'Insight such as this', schreef hij in zijn voorwoord bij de derde Engelse uitgave, 'falls to one's lot but once in a lifetime'. " (redactionele inleiding p. 21)

Wat volgt zijn een achttal voorwoorden op 'De droomduiding', elk behorende tot een nieuwere druk, lopend van 1900 tot zijn laatste bij de derde druk van de Engelse vertaling in 1931.

In het voorwoord bij de eerste druk schetst Freud de moeilijkheid die het vastleggen van andermans dromen met zich meebracht en vraagt daarmee gelijktijdig begrip en enige welwillendheid voor het gebruik van zijn eigen dromen als materiaal voor zijn werk.

"De mededeling van mijn eigen dromen echter bleek onafscheidelijk samen te gaan met het feit dat ik van de intimiteiten van mijn zielenleven méér voor vreemde blikken blootlegde dan mij lief kon zijn en dan waartoe een auteur die geen dichter maar een natuuronderzoeker is normaliter wordt verplicht. (...) Ik kan slechts de verwachting uitspreken dat de lezers van dit geschrift zich in mijn moeilijk positie zullen verplaatsen en dan consideratie met mij zullen hebben, en voorts dat alle personen die zichzelf op enigerlei wijze als betrokkene in de medegedeelde dromen tegenkomen, althans het droomleven de vrijheid van denken niet zou willen ontzeggen." (pp. 22-23).

Bij het tweede voorwoord, negen jaar na de eerste uitgave, lezen we een teleurstelling en verwijtende toon over het feit dat het 'De droomduiding' juist in wetenschappelijke kring achter was gebleven, maar daarbuiten wel belangstelling wist te genereren:

"Dat van dit moeilijk leesbare boek nog vóór het einde van het eerste decennium een tweede druk noodzakelijk is geworden, heb ik niet te danken aan de belangstelling van de vakkringen tot welke ik mij in de vorenstaande zinnen had gewend. (...) De houding van de wetenschappelijke boekbesprekers kon slechts de verwachting rechtvaardigen dat dit werk het lot beschoren was te worden doodgezwegen; ook aan de kleine schare wakkere aanhangers die in de medische toepassing van de psychoanalyse mijn leiding volgt en naar mijn voorbeeld dromen duidt om bij de behandeling van neurotici van deze duidingen te profiteren, zou de eerste oplaag van het boek niet zijn uitverkocht. Zo voel ik mij dus die ruimere kring van intellectuelen en weetgierigen verplicht wier belangstelling mij de aansporing geeft dit moeilijke en voor zo vele zaken fundamentele geschrift na negen jaar opnieuw onder handen te nemen." (p. 23)

In hetzelfde voorwoord volgt een nog veel persoonlijkere noot:

"Voor mij heeft dit boek namelijk nog een andere subjectieve betekenis, die ik pas na voltooiing ervan kon doorgronden. Het bleek een deel van mijn zelfanalyse te zijn, mijn reactie op de dood van mijn vader, dus op de gewichtigste gebeurtenis, het meest ingrijpende verlies in het leven van een man." (p. 24).

Twintig jaar na het verschijnen van de eerste druk, schrijft Freud bij de zesde druk in 1921 dit:

"Mijn veronderstelling dat dit boek zich in de bijna twintig jaar van zijn bestaan had gekweten van zijn opdracht, heeft dus geen bevestiging gevonden. Ik zou veeleer kunnen zeggen dat het een nieuwe opdracht te volbrengen heeft. Ging het er vroeger om enkele ophelderingen over het wezen van de droom te geven, thans wordt het minstens zo belangrijk de hardnekkige misverstanden waaraan deze ophelderingen zijn blootgesteld, te bestrijden." (p. 27)

Kennelijk had Freud niet durven hopen dat dit werk na twintig jaar nog aanzien zou genieten. Tevens lezen we door de voorwoorden heen verschillende vermeldingen van vertalingen van het werk (tijdens Freuds leven verscheen het boek in het Hongaars, Engels, Frans, Zweeds, Spaans, Russisch, Japans en Tsjechisch).

Pas in 1987 werd het boek voor het eerst in de Nederlandse taal uitgegeven. Ook in de media werd daar aandacht aan besteed, getuige dit uitvoerige artikel in NRC Handelsblad van 12 februari 1988: Al onze wensen in vervulling


Vorig jaar is nog een nieuwe uitgave verschenen; een jubileumeditie ter ere van 100 jaar psychoanalyse in Nederland, met een inleiding door Arnon Grunberg die ook online te lezen is.


Dan als afsluiting van vandaag, een citaat van een interview uit de Volkskrant, met de vertaler van de Werken van Freud, Wilfred Oranje, net voordat de reeks in 2006 uitkwam. Het geeft een beeld van hoe 'De droomduiding' in de eerdere Nederlandse verzamelde werken (die niet chronologisch maar thematisch waren geordend) werd gepositioneerd, namelijk als begin van de reeks. En dat terwijl Freud vóór 'de Droomduiding' al een dik boek vol aan artikelen (boek 1 uit de reeks die ik lees) bij elkaar had geschreven. Deze werken waren dus niet opgenomen in de eerdere Nederlandse uitgave van Freuds verzamelde werken.

"De voordelen van de chronologische ordening van de nieuwe editie worden al meteen in het eerste deel duidelijk, laat Oranje zien. 'De fout van de oude editie is dat men is begonnen met De Droomduiding. Dit boek, van 1899, was het oudste werk dat werd opgenomen. Pas in de jaren tachtig is toen besloten om daar de Studies over hysterie, uit 1895, als deel aan toe te voegen. Maar er is veel meer uit de jaren negentig dat van belang is om te begrijpen hoe De Droomduiding en de boeken die erop volgen, in elkaar zitten. En dat was verwaarloosd. Nu is dat het omvangrijke deel 1 geworden, ongeveer duizend bladzijden dik. Het opent met het reisverslag dat Freud moest schrijven na zijn terugkeer in Wenen van zijn studiereis naar dokter Charcot in Parijs, naar Nancy voor de hypnosetechniek en naar Berlijn. De zuiver fysiologische en neurologische artikelen zijn niet opgenomen, maar wel bijvoorbeeld alle stukken die over hysterie gaan. Je ziet hoe hij zoekt, allerlei technieken beproeft, en hoe hij als kleine particuliere arts zijn weg probeert te vinden. Zo wordt heel veel zichtbaar. Bijvoorbeeld het theoretische gedeelte van De Droomduiding, het beroemde hoofdstuk 7, dat men altijd volkomen onbegrijpelijk heeft gevonden. Nu wordt duidelijk hoe hij het bedoeld heeft. Ook heel mooi, uit 1897, zijn de samenvattingen die hij zelf maakte van al zijn wetenschappelijke werk vanaf zijn eerste artikel uit 1877 tot zijn publicaties van 1896.' "

253 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page