Boek 3 post 06: pagina 181 - 205 (totaal aantal gelezen pagina's 1646)
We beginnen met muziek die rustig maakt: John Tavener (1944) - The Lamb, gezongen door Daniel Taylor en The Trinity Choir.
Het boek 'Psychopathologie van het dagelijks leven' leest tot nu toe vlot door. De hoofdstukken bestaan met name uit voorbeelden, waarvan ik enkele interessante overneem, en stukjes aanvullende theorie en uitleg. De verklaringen die Freud toeschrijft aan de eerder genoemde missers (versprekingen, verschrijvingen, verlezingen) verschillen nauwelijks van de in het volgende hoofdstuk beschreven lapsussen. Vandaag staat centraal: Het vergeten van indrukken en voornemens. Ook bij deze fenomenen trekt Freud de conclusie dat zij haast nooit anders dan door een gevolg van onbewuste opzet geschieden. Ja, dat is een doordenkertje, onbewuste opzet.
Wij zijn geneigd aan te nemen dat het vergeten een spontaan proces is, maar zien daarbij over het hoofd dat wat wij onthouden (en dus wat we vergeten) een uitermate persoonlijk aangelegenheid is. Laat twee mensen een willekeurige gebeurtenis meemaken en men zal bij het beschrijven van die gebeurtenis merken dat men totaal verschillende aspecten uit de observaties oplicht, waaruit spreekt dat men individueel zeer verschillende zaken opgeslagen en vergeten heeft. Freud interesseert zich in dit hoofdstuk in het bijzonder voor het vergeten dat verbazing oproept, dus van zaken die we hadden moeten weten, maar die men plots kwijt is. Zijn voorbeelden gaan dus uitdrukkelijk niet om het vergeten wat de hele dag plaatsvindt, namelijk het niet opslaan (en dus vergeten) van triviale zaken, zoals wat men vier dagen geleden gegeten heeft.
Freud verschaft ons een aantal voorbeelden van het vergeten waar men iets neergelegd heeft, waarvan dit een persoonlijk voorbeeld van hem is: (p. 185-186)
Een ding verleggen betekent niets anders dan vergeten waar men het gelegd heeft, en zoals de meeste mensen die met geschriften en boeken in de weer zijn, weet ik goed de weg op mijn schrijftafel en kan het gezochte met één greep voor de dag halen. Wat in andermans ogen wanorde is, is voor mij historisch gegroeide orde. Waarom heb ik echter onlangs een mij toegestuurde boekencatalogus zo verlegd dat hij onvindbaar is gebleven? Ik was immers van plan om een boek dat ik daarin geadverteerd zag, Über die Sprache, te bestellen, omdat het is geschreven door iemand van wiens spirituele, levendige stijl ik houd en wiens inzicht in de psychologie en kennis van de cultuurgeschiedenis ik naar waarde weet te schatten. Ik denk dat ik juist daarom de catalogus verlegd heb. Het is namelijk mijn gewoonte om boeken van deze auteur ter informatie aan mijn kennissen uit te lenen, en enkele dagen geleden werd mij door iemand gezegd terwijl hij een boek teruggaf: 'De stijl herinnert me sterk aan die van u en ook de denktrant is dezelfde.' De spreker besefte niet wat hij met deze opmerking aanroerde. Jaren geleden, toen ik jonger was en meer behoefte had om me bij anderen aan te sluiten, zei een oudere collega, die ik de geschriften van een bekende auteur op medisch gebied had aangeprezen, mij ongeveer hetzelfde: 'Precies uw stijl en uw denktrant.' Hierdoor beïnvloed had ik deze auteur een brief geschreven waarin ik naar intiemere omgang solliciteerde, maar mij werd met een koel antwoord mijn plaats gewezen.
Zoals uit dit voorbeeld blijkt analyseert Freud hoe het vergeten tot stand is gekomen, waarbij hij de associatiepaden van het vergetene naloopt en veelal uitkomt bij zaken die onplezierig zijn, en die men mede daarom vergeet. Zo ligt volgens hem het vergeten dicht naast het loochenen en het verbergen, een veel voorkomende neiging die hem ook in de medische praktijk opviel - bij het uitvragen van de relevante medische informatie van patiënt en betrokkenen.
In de anamneses die ouders over de neurosen van hun dochters geven is het aandeel van het vergeten bijna nooit met zekerheid te scheiden van dat van het verbergen, omdat alles wat de latere uithuwelijking van het meisje in de weg staat door de ouders systematisch wordt geëlimineerd. (Voetnoot p.191)
Van de talrijke voorbeelden van loochening van onaangename herinneringen die ik bij familieleden van patiënten heb waargenomen, is mij er één als bijzonder eigenaardig bijgebleven. Een moeder lichtte mij in over de kinderjaren van haar nerveuze zoon, een puber, en vertelde daarbij ook dat hij, zoals zijn broers en zusters, tot op late leeftijd last had gehad van bedwateren, wat voor een neurotische ziektegeschiedenis niet zonder betekenis is. Toen zij een paar weken later wilde weten hoe het met de behandeling stond, vond ik het nodig haar opmerkzaam te maken op de symptomen van een constitutionele ziekteaanleg bij de jongeman, en beroep me hierbij op het in de anamnese aangevoerde bedwateren. Tot mijn verbazing bestreed zij dit feit, zowel bij dit kind als bij de andere kinderen, vroeg me hoe ik dit kon weten, en hoorde ten slotte van mij dat ze mij dat kort geleden zelf had verteld, wat zij dus was vergeten. (p.191-192)
Freud toont hiermee aan dat ook bij gezonde, niet-neurotische mensen de herinnering aan pijnlijke indrukken op weerstand stuit. Bij neurotici, zo zegt hij, is deze tendens tot afweer telkens present (hij spreekt van een elementair streven naar afweer). Men wil zich niet herinneren, en vergeet dus, zonder dat we dat bewust doen. Pijnlijke herinneringen vallen heel vlot aan een gemotiveerd vergeten ten prooi. Hier kan men tegenin brengen dat er ook pijnlijke herinneringen zijn die men alsmaar niet kan vergeten, die zich juist opdringen, in plaats van verdrongen te worden. De afweer slaagt dus niet altijd. Freud stelt dan ook dat er gelijktijdig meerdere krachten in het spel zijn en dat men mag aannemen dat ons psychisch apparaat uit een zekere gelaagdheid bestaat, dat er over elkaar heen liggende instanties in ons zijn, waarbij het goed mogelijk is dat het streven naar afweer eigen is aan een lagere psychische instantie en door hogere instanties wordt belemmerd.
Het vergeten van voornemens toont aan dat er méér nodig is dan slechts het verslappen van de aandacht om iets te vergeten. Een voornemen is namelijk een impuls tot handelen die al goedkeuring heeft verkregen (we hebben al bewust een besluit daartoe genomen), waarvan de uitvoerig tot een geschikt tijdstip is uitgesteld. Juist in dat interval tussen besluit en uitvoering, kunnen onze motieven nog sterk wisselen waardoor het voornemen niet wordt uitgevoerd. In dat geval wordt het niet vergeten, maar herzien en herroepen. We nemen aan dat wanneer we het voornemen vergeten (en dus niet uitvoeren op het tijdstip dat we dat ons voorgenomen hadden) dit simpelweg ligt aan dat de vereiste aandacht voor de uitvoering niet paraat blijkt. Dit lijkt geen goed argument, omdat we de aandacht op het moment van het besluiten tot het voornemen er wel bewust bij hadden, en omdat het niet nodig is dat we de hele tijd aan ons voornemen moeten denken om het uiteindelijk ook uit te voeren. Wanneer men zich 's ochtends voorneemt om in de avond nog een brief te posten, is het niet vereist dat men de hele dag daaraan denkt. Wat meestal gebeurt is dat het ons op het tijdstip dat het gepland hadden weer te binnen schiet, dat dan de aandacht er weer is. Immers:
Wanneer ik op een wandeling een brief meeneem die nog gepost moet worden, hoef ik als normaal niet-neurotisch mens de brief beslist niet onderweg de hele tijd in mijn hand te houden en ondertussen naar een brievenbus uit te zien om hem in te gooien, meer ik pleeg hem in mijn zak te steken, op weg te gaan, mijn gedachten de vrije loop te laten, en ik reken erop dat een van de eerste brievenbussen die ik tegenkom mijn aandacht zal trekken en ervoor zal zorgen dat ik in mijn zak tast en de brief voor de dag haal. (...) Het gesuggereerde voornemen sluimert in de betrokken persoon totdat het tijdstip van uitvoering nabij is. Dan wordt het geactiveerd en zet het tot handeling aan. (p.197)
Wanneer men nu daadwerkelijk het voornemen vergeet, moet er dus meer aan de hand zijn dan simpelweg het verslappen van de aandacht. Ook de leek zou dit volgens Freud feilloos doorhebben. Vergeet men in de liefde een belangrijk moment, of komt men niet opdagen, dan kan de gedupeerde partij het excuus van 'ik was het vergeten' echt niet serieus nemen. Uit het vergeten van een afspraak tussen geliefden (of bij andere belangrijke afspraken) moet men dan ook constateren dat uit het onopzettelijk vergeten ongeveer dezelfde conclusie van een zeker niet-willen getrokken kan worden als uit de bewuste uitvlucht.
Geen mens vergeet immers voornemens uit te voeren die men werkelijk belangrijk vindt!
Zo komen we weer te spreken over de tegenwil, een begrip dat Freud al introduceerde in een van zijn vroegste werken (leze blog 1-10). Het vergeten gebeurt dus door inmenging van onbekende en niet toegegeven motieven (ofwel, een tegenwil). Deze komt zeker om de hoek kijken bij verplichtingen, zaken die men eigenlijk niet wil uitvoeren, maar wat men vanwege conventionele redenen toch besluit te doen. Wanneer men dan verzuimt is het vrij duidelijk, maar toch soms moeilijk om toe te geven, dat men het eigenlijk niet wilde onthouden.
Hoe zit het dan met mensen die men gewoonlijk kwalificeert als 'vergeetachtig', en bij wie men het nakomen van beloftes zonder moeite vergeeft? Een bijzonder mooie uitleg geeft Freud daarover, en de voetnoot is nog grappiger. Er schiet mij direct een voorbeeld te binnen van een dergelijk persoon, die inderdaad te boek staat als 'vergeetachtig' en die dat door iedereen vergeven wordt, maar waarbij ik het niet altijd heb kunnen laten het niet ook als een bepaalde nalatigheid te zien. Freud zegt over deze 'verstrooide' mensen het volgende: (p.200-201)
Deze mensen vergeten alle kleine toezeggingen die ze hebben gedaan, laten alle opdrachten onuitgevoerd die ze hebben gekregen, blijken dus in kleine dingen onbetrouwbaar en stellen intussen de eis dat men hun deze kleine vergrijpen niet kwalijk neemt, deze dus niet uit hun karakter mag verklaren, maar tot een organische idiosyncrasie moet herleiden. Ik behoor zelf niet tot deze mensen en ben nooit in de gelegenheid geweest handelingen van zo iemand te analyseren om, met de selectie die bij het vergeten wordt toegepast, de motivering ervan aan het licht te brengen. Maar ik kan het vermoeden per analogiam niet van mij afzetten dat hier een ongewoon grote mate van niet-toegegeven minachting voor de ander het motief is dat de constitutionele factor voor zijn doeleinde misbruikt. Voetnoot toegevoegd in 1910: Ferenczi bericht over zichzelf dat hij vroeger een 'verstrooid mens' was en de aandacht van zijn kennissen trok wegens de veelvuldigheid en zonderlinge aard van zijn faalhandelingen. De tekenen van deze 'verstrooidheid' zijn echter bijna volledig verdwenen sinds hij zich op de psychoanalytische behandeling van patiënten is gaan toeleggen en zich genoodzaakt zag ook aandacht aan de analyse van zijn eigen Ik te besteden. Volgens hem ziet men af van faalhandelingen, zodra men zijn eigen verantwoordelijkheid evenredig leert vergroten. Hij beschouwt verstrooidheid daarom terecht als een van onbewuste complexen afhankelijke toestand, die door psychoanalyse te genezen is.
Om terug te komen bij het begin van onbewuste opzet, wie echt eerlijk tegenover zichzelf is kan de waarheid van Freuds hypothese inzien. Hoe vaak zouden we niet willen dat we iets oprecht vergeten waren, maar wisten we eigenlijk van te voren al dat we het zouden vergeten (omdat we geen intentie hadden om het te onthouden). In elk voornemen dat enige moeite kost zit al deze tweestrijd. Een deel in ons lijkt het wel te willen (want komt met dit voornemen), en een deel wil het niet (het zal immers een bepaalde krachtinspanning van ons vergen). Dit is het innerlijk conflict dat misschien wel aan elk voornemen ten grondslag ligt en dat meespeelt in het vergeten van onze voornemens. Een voornemen waarbij we de te leveren krachtinspanning niet hinderlijk vinden, of zelfs prettig, zal ons dus ook geen moeite kosten te onthouden en uit te voeren.
Freud besluit dan ook:
Hoe vaak heb ik niet horen zeggen: 'Geef me die opdracht niet, ik zal die vast vergeten!' Het uitkomen van deze voorspelling had daarna stelling niets mystieks. Wie zo sprak, bespeurde in zichzelf het voornemen om de opdracht niet uit te voeren en weigerde alleen openlijk daarvoor uit te komen. (p.205)
Een vriendin vroeg mij deze week: "Wat vind je nu eigenijk van Freud?" Mijn uitgebreide en onvolledige antwoord zal ik jullie besparen (of deel ik wellicht nog eens bij een andere gelegenheid), maar wat ik geweldig vind aan zijn schrijven is zijn persoonlijke wijsheid, die hij al verhalend deelt. Hij put uit zijn eigen ervaringen en zoekt daarbij voorbeelden die hem zijn hypothese beter doen begrijpen. De voorbeelden zijn niet alleen vermakelijk om te lezen, Freud is daarin ontzettend eerlijk, ook over zijn eigen onhebbelijkheden en medische uitglijders. Daarbij haalt hij voorbeelden van zichzelf en anderen aan, maar ook van tegenstanders van zijn ideeën. Ook in dit boek raadpleegt hij andere auteurs die zich met het fenomeen van het vergeten of verspreken hebben bezig gehouden en zet tegenover hun mening de zijne. De hedendaagse wetenschapper zal dit geen goede wetenschap meer noemen, maar voor mij is juist dit hypothesevormend proces een verademing - mede omdat ik van mening ben dat we in de wereld van de ziel niet veel meer kunnen doen dan hypothetisch nadenken en onze eigen ervaringen serieus nemen - die zich lang niet altijd met een medisch meetlint laten opmeten. Het bestaan van het onbewuste - de kern van Freuds leer - was in Freuds tijd waarschijnlijk op geen andere manier aan te tonen dan door zichzelf en anderen te observeren en daaruit conclusies te trekken. Ik vind dat persoonlijk een hele goede manier om de mens beter te leren begrijpen - het is ook de kern van zelfonderzoek, dat men echt niet kan verrichten en bevorderen door allerlei wetenschappelijke wetenswaardigheden aan te halen.
Freuds constateringen bieden een raamwerk om naar de fenomenen van de eigen geest te kijken, evenzeer als de wetenschappelijke ontdekkingen die we tegenwoordig doen een raamwerk bieden. Psychologie is en blijft geen harde wetenschap! We denken graag dat we precies weten hoe het zit, maar (en de neurologie bevestigt dit), we weten eigenlijk nog maar heel weinig (dat ook wetenschappelijk aantoonbaar is).
Super blog!