top of page
Foto van schrijverReading Freud

3-14 Vuile praat (de obscene grap)

Bijgewerkt op: 8 mrt. 2020

Boek 3 post 14: pagina 418 - 428 (totaal aantal gelezen pagina's: 1864)


Vandaag een rijk gevulde blog met niet alleen een vervolg van 'De grap..' maar ook een nieuwe vlog van Freud LESEN (psychoanalyse.nu) en een aantal nieuwtjes, waaronder een culturele cursus over Freud in Eindhoven en Maastricht! (zie onderaan blog)


Terwijl we ons pad vervolgen met het lezen van 'De grap...' wordt het nu gelukkig iets grappiger!

De tweede paragraaf in het analytisch deel luidt De tendens van de grap. Hierin legt Freud het verband tussen de techniek van de grap en de lustervaring die we door de grap beleven.

Mede-lezer David Blomme werpt in zijn nieuwe vlog alvast een blik vooruit op de materie die in 'De grap' (Der Witz!) aan bod komt, evenals de positie die dit werk inneemt binnen het oeuvre van Freud. De vlog sluit mooi aan bij mijn vorige blog en geeft ook een verklaring voor waarom ik tot dusver zo moeilijk door 'De grap' heen kom. Maar het kan natuurlijk ook aan mijn gebrek aan humor liggen ;-)



Uit de techniek van de grap, (vorige hoofdstuk) destilleert Freud grofweg twee technieken waarmee een grap vervaardigd kan worden: de woordgrap en de gedachtegrap. De gedachtegrap is een vervorming van een gewone gedachte die, wanneer in gewone vorm uitgesproken, niet bijzonder humoristisch zou zijn. Maar juist door zijn vervorming (o.a. door verschuiving en verdichting - termen waarmee we vanuit De droomduiding inmiddels vertrouwd zijn) tot grap verwordt. Er wordt dus iets met de gewone gedachte gedaan om haar tot grap te maken. Er gaat een bepaalde inhoud in schuil die voor de woordgrap minder geldt. De woordgrap is een woordspeling; bijvoorbeeld een mengwoord, dubbelzinnig gebruik van een woord of een vervormd woord.


Een andere indeling, die niet op de techniek maar op de inhoudelijke lading van de grap berust, is het onderscheid tussen onschuldige grappen en tendentieuze grappen. De onschuldige grap is de grap die bij iedere toehoorder gehoor vindt. De grap heeft een betekenis in zichzelf en is als het ware vrij toegankelijk voor iedereen.

Andere keren zijn grappen tendentieus. Deze grappen lopen het gevaar om door sommige mensen niet gehoord te willen worden, of ze voor de borst te stoten.

De onschuldige grap (ik zou ook kunnen zeggen, de ongecompliceerde grap) is zogezegd niet afhankelijk van het publiek waaraan het wordt tentoongesteld. Zij zal bij haast iedereen op de lachspieren werken. De tendentieuze grap daarentegen niet. Dat wat de tendentieuze grap geestig maakt is een optelsom van de innerlijke (en dus uiterst particuliere) waarde die we eraan toekennen en de geestige prestatie. Juist die particuliere waarde is het meest bepalend. De grap moet gehoor vinden bij en te interpreteren zijn door de persoon die hem aanhoort. De toehoorder moet de geestigheid en de toespeling die in de grap vervat ligt 'begrijpen'.

De woord- en gedachtegrappen zijn niet uitsluitend voorbehouden aan ofwel een onschuldige of een tendentieuze inhoud. Een woordgrap kan zowel tendentieus als onschuldig zijn. Een gedachtegrap evenzeer.


Willen we meer begrijpen over waarom de grap een geestige uitwerking op ons heeft, dan moeten we volgens Freud ons eerst buigen over de onschuldige, triviale grap, juist omdat dit soort grappen door haast iedereen grappig wordt bevonden kunnen ze ons meer vertellen over het werkzame/humoristische element van de grap. Freud stelt dat dat wat lust en pret geeft aan de grap, de formulering van de grap is (de techniek dus). De formulering zorgt voor een lustsensatie.

Een klein voorbeeld van Freud: (p.422)

In een huis waar ik te gast ben, wordt tot besluit van de maaltijd een toetje geserveerd dat roulard heet en waarvan de bereiding enige bekwaamheid bij de keukenmeid veronderstelt. 'Eigengemaaakt?' vraagt daarom een van de gasten, en de heer des huizes antwoordt: 'Jazeker, een home-roulard' (home rule [zelfbestuur])

Freud beschrijft dat het gezelschap hard had moeten lachen. Maar deze grap bezit geen tendens, geen gedachte-inhoud. De lustsensatie van de toehoorder kon dus niet daaruit voorkomen, maar moet uit de techniek van de grap komen, de woordspeling zelf. De woordspeling met al haar verschijningsvormen en technieken (verdichting, verschuiving, indirecte uitbeelding etc.) heeft het vermogen bij de toehoorder een lustsensatie op te wekken. Men kan daarmee constateren dat de geestigheid van een grap afhangt van de formulering.

De lustbeleving van de onschuldige grap is echter meestal beperkt; een duidelijk welgevallen, een flauwe glimlach is meestal alles wat ze bij de toehoorder bereikt. Bijna nooit sorteert de tendensloze grap de plotseling lachexplosies die juist de tendentieuze grappen zo onweerstaanbaar maken. Omdat de techniek bij de onschuldige en de tendentieuze grap dezelfde kan zijn, mogen wij het vermoeden opvatten dat de tendentieuze grap krachtens haar tendens over lustbronnen moet beschikken waartoe de onschuldige grap geen toegang heeft.


Kijken we naar de tendentieuze grappen, dan zouden deze zich van twee tendensen bedienen:

A. ze is ofwel vijandige geestigheid (dienend tot agressie, satire, afweer), óf

B. obscene geestigheid (dienend tot ontbloting).


We beginnen met de obscene, ontblotende grap (de vijandige grap komt in de volgende blog aan bod) en wagen ons aan het onderwerp van de 'vuile praat' (Freud gebruikt de Duitse term "Zote", wat zoveel als 'ongepastheid' betekent). De tendentieuze grap zou ongeveer dezelfde principes volgen als de totstandkoming van 'vuile praat'. (p. 424-429)

Bekend is wat onder 'vuile praat' wordt verstaan: het met woorden opzettelijk accentueren van seksuele feiten en omstandigheden. (...) Er hoort bovendien bij dat deze vuile praat bestemd is voor iemand door wie men seksueel wordt opgewonden en die door het aanhoren van de vuile praat kennis moet nemen van de opwinding van de spreker en daardoor zelf seksueel opgewonden moet raken. In plaats van deze opwinding kan de ander zich ook beschaamd of opgelaten voelen, wat alleen een reactie op en via deze omweg een bekentenis van zijn opwinding betekent.

Dat laatste zullen we maar met een korreltje zout nemen (!). Wanneer ik me door een schunnige grap van een grappenmaker opgelaten voel wil dat nog niet zeggen dat ik er ook opgewonden door raak en dat mijn opgelaten gevoel daar een bekentenis van zou zijn.

Zote (=vuile praat) - zeep voor de mond!

Freud vervolgt:

Vuile praat is dus oorspronkelijk aan het adres van vrouwen gericht en kan aan een verleidingspoging gelijk worden gesteld. Wanneer een man in mannengezelschap met het vertellen of aanhoren van vuile praat genoegen neemt, wordt daarbij ook de oorspronkelijke situatie, die vanwege sociale belemmeringen niet te realiseren is, voorgesteld. Wie lacht om vuile praat die hij hoort, lacht als een toeschouwer bij een daad van seksuele agressie.

Een daad van seksuele agressie, dat is wel goed omschreven. Obsceniteit en agressie kunnen dus ook hand in hand gaan.

Vuile praat is als een ontbloting van de seksueel differente persoon tot wie deze praat gericht is. Door het uitspreken van de obscene woorden wordt de aangevallen persoon gedwongen zich het lichaamsdeel of de verrichting voor te stellen en wordt hem getoond dat de aanvaller zelf zich zulks voorstelt. Niet te betwijfelen valt dat de lust om het seksuele ontbloot te zien het oermotief van vuile praat is. (...) De neiging om het geslachtelijk specifieke in ontblote staat te bekijken is een van de oorspronkelijk componenten van onze libido. Misschien is deze neiging zelf al een vervanging, gaat ze terug op een als primair te postuleren lust om de genitaliën aan te raken. Zoals zo vaak heeft het bekijken ook hier het betasten afgelost. De kijk- of tastlibido is bij iedereen in twee vormen aanwezig, actief en passief, mannelijk en vrouwelijk, en ontwikkelt zich, al naar het dominante geslachtskarakter, overwegend in de ene of de andere richting. Bij jonge kinderen kan men de neiging tot zelfontbloting gemakkelijk observeren. Wanneer de kiem van deze neiging niet het gewone lot van overdekking en onderdrukking ondergaat, groeit ze uit tot de als exhibitiedrang bekende perversie van volwassen mannen. Bij vrouwen wordt de neiging tot passieve exhibitie bijna altijd door de formidabele reactieprestatie van de seksuele schaamachtigheid overdekt, maar niet zonder dat er in haar kleding een sluippoortje voor gereserveerd blijft.

De natuurlijke neiging van kinderen om zichzelf te ontbloten en daar een bepaald plezier aan te beleven, wordt (in onze cultuur) vanaf vrij vroege leeftijd afgeleerd (Freud spreekt van overdekking en onderdrukking). Ontstaan daarbij problemen (voltrekt de onderdrukking zich op problematische wijze bijvoorbeeld) dan zou exhibitionisme kunnen ontstaan - een afgeleide van het vroege ontbloten als kind. Zo ook is de toespeling op ontbloting in de 'vuile praat' een afgeleide van deze kinderlijke neiging.

Bij mannen zou een hoge mate van deze streving uit de kindertijd blijven voortbestaan, als onderdeel van hun libido. De functie hiervan: het inleiden van de geslachtsdaad.

Bij de inleiding van de geslachtsdaad hoort natuurlijk de verleiding. Dat is waar het praten zich aandient. De man moet zich van het praten bedienen om zich aan de vrouw kenbaar te maken, en ten tweede omdat de opwekking van de voorstelling door praten de vrouw zelf in de corresponderende staat van opwinding kan brengen en de neiging tot passieve exhibitie bij haar kan opwekken. Dit naar haar gunsten dingende praten is nog niet perse vuile praat, maar loopt daarin over. Is de vrouw direct bereid tot de geslachtsdaad, dan is het obscene praten een kort leven beschoren en maakt het plaats voor de seksuele handeling. Anders is het wanner de vrouw niet direct toehapt maar zij juist de toespelingen afweert. Dan krijgen seksueel opwindende woorden als vuile praat doel en betekenis in zichzelf:

[O]mdat de seksuele agressie in haar voortgang naar de daad wordt tegengehouden, blijft ze bij het uitlokken van de opwinding stilstaan en peurt uit de blijken daarvan bij de vrouw lust. De agressie verandert daarbij vermoedelijk ook van karakter, in dezelfde zin als elke libidineuze impuls die op een hindernis stuit; ze wordt rechtstreeks vijandig, wreed, roept in de strijd tegen de hindernis dus de sadistische component van de geslachtsdrift te hulp.

Freud stelt dat het dus de ontoegeeflijkheid van vrouwen is die zorgt voor de vorming van vuile praat. Maar deze ontoegevendheid moet dan wel alleen uitstel impliceren en verdere inspanning niet kansloos laten lijken.

De vuile praat neemt meestal toe in intensiteit wanneer gelijktijdig een andere man, een derde persoon aanwezig is. Het direct toegeven van de vrouw is dan vrijwel uitgesloten. Deze derde persoon wordt dan van grote betekenis voor de ontwikkeling van de vuile praat. Ook al is de vrouw er niet meer bij aanwezig, aanvankelijk kan niet van de aanwezigheid van de vrouw worden afgezien.

Freud merkt dan een bijzonder onderscheid tussen 'plattelandsbevolking' en hogere sociale milieus op:

Bij de plattelandsbevolking of in de kroeg van de kleine man kan men waarnemen dat vuile praat pas opduikt bij de komst van de serveerster of waardin; op een hoger sociaal niveau gebeurt het tegendeel, maakt de aanwezigheid van een vrouwelijk wezen juist een eind aan de vuile praat; de mannen bewaren dit soort conversatie, waarvoor oorspronkelijk een vrouw vereist is die zich schaamt, totdat ze 'onder elkaar' zijn. Zo wordt allengs in plaats van de vrouw de toeschouwer - nu de toehoorder - de instantie waarvoor de vuile praat bestemd is, en deze vuile praat benadert door die verandering reeds het karakter van een grap.

De tendentieuze grap heeft over het algemeen dus drie personen nodig: naast degene die de grap maakt, een tweede, die als object van de vijandige of seksuele agressie wordt gebruikt (de vrouw), en een derde, bij wie het oogmerk van de grap - het opwekken van lust - wordt verwezenlijkt.

Het is dus vooral de passieve toehoorder, de derde persoon die van het lusteffect geniet (en mogelijk degene die de grap zelf maakt ook). In dezelfde relatie verkeren de drie personen bij vuile praat. De libidineuze impuls van de eerste persoon ontplooit een tegen de vrouw vijandige tendens omdat de vrouw de impuls van de man afwijst. Met die vijandige tendens mobiliseert de eerste persoon de derde persoon als bondgenoot. De vuile praat van de eerste, ontbloot de vrouw ten overstaan van de derde, die nu als toehoorder - door de moeiteloze bevrediging van zijn eigen libido - wordt ingepalmd.

Je zou kunnen zeggen (Freud zegt dit niet, maar ik) dat mannen eigenlijk elkaar ophitsen :-)

Het is opmerkelijk dat deze uitwisseling van vuile praat bij het gewone volk zo enorm populair is en als bezigheid nooit ontbreekt bij een vrolijke stemming. Opvallend is echter ook dat bij dit gecompliceerde proces, dat zoveel kenmerken van de tendentieuze grap in zich bergt, aan de vuile praat zelf geen van de formele eisen wordt gesteld die typerend zijn voor de grap. Het uiten van onverhulde obsceniteiten verschaft de eerste persoon plezier en maakt de derde aan het lachen.

In een verfijnder milieu komen er echter formele condities bij. De vuile praat wordt 'geestig' en kan ook alleen als zodanig gedoogd worden. De techniek waarvan de vuile praat zich dan meestal bedient is de 'toespeling', oftewel de vervanging door iets kleins, dat er in een vaag verband mee staat en dat de toehoorder in zijn voorstelling tot een volle en rechtstreekse obsceniteit reconstrueert.

Zo brengt Freud de tendentieuze grap in verband met de sociale klasse. Hoe verfijnder het milieu, des te geraffineerder en minder platvloers de grap. Je kunt je hierbij ook voorstellen dat de verfijning van het milieu dus ook blijkt geeft van een diepgaandere onderdrukking. De platvloerse humor is schaamtelozer en minder verhullend dan de geraffineerde, fijnzinnige humor, die zo moet zijn om de toehoorders niet te hoeven laten schamen, kan ik me zo voorstellen.


Tijd voor een conclusie. Duidelijk is nu wat de tendentieuze grap eigenlijk presteert:

[Z]e (de grap) maakt de bevrediging van een drift (de begerige en vijandige drift) tegen een in de weg staande hindernis mogelijk, ze ontwijkt deze hindernis en put dus lust uit een door de hindernis ontoegankelijk geworden lustbron. De in de weg staande hindernis is eigenlijk niets anders dan het overeenkomstig culturele en sociale niveau toegenomen onvermogen van vrouwen om wat onverholen seksueel is te verdragen.

Met andere woorden: de vrouw verdraagt de openlijke, onverbloemde seksuele insinuaties niet en werpt een hindernis op (oftewel, ze weet zich geen raad met de seksuele benadering door de man en wil niet direct het bed induiken), wat de man ertoe aanzet zijn vijandige (want afgewezen) reactie hierop in de vorm van vuile praat/schunnige grappen te uiten (liefst met een derde erbij).

Het is een interessante hypothese, maar er klinkt ook in door alsof de vrouw iets kwalijk wordt genomen in dit geheel, althans dat hoor ik wanneer Freud over 'onvermogen van de vrouw' schrijft. Stel dat de vrouw dat onvermogen niet zou hebben en direct en telkens toe zou happen, dan zou er waarschijnlijk weinig aan zijn voor de man. Is niet juist de ontoegeeflijkheid van de vrouw onderdeel van het spel van de verleiding?


En, is er bij de man niet tot op zeker hoogte ook sprake van een onvermogen?

In mindere mate, zo schrijft Freud:

De macht die vrouwen en in mindere mate ook mannen het genot van onverholen obsceniteiten bemoeilijkt of onmogelijk maakt, noemen wij verdringing en wij ontwaren daarin hetzelfde psychische proces dat in ernstige ziektegevallen hele complexen van impulsen met inbegrip van hun derivaten weghoudt van het bewustzijn en een kardinale factor in de veroorzaking van de zogeheten psychoneurosen is gebleken.

Het is onder invloed van de cultuur dat deze verdringing plaatsvindt. We leren vanaf vroege leeftijd af om onze fysieke lusten te pas en te onpas te bevredigen. Dit brengt een verandering van onze psychische organisatie met zich mee, ten gevolge waarvan anders als aangenaam ervaren zaken onaanvaardbaar zijn en met inzet van alle psychische krachten worden afgewezen. Onder druk van de moraal van de maatschappij, onze ouders en uiteindelijk onszelf (onze eigen censuur). We ontzeggen onszelf het onbegrensde genot waar we van kinds af aan naar verlangen, we verdringen het omdat het niet onbeperkt uitgeleefd en bevredigd kan worden in de maatschappij. Maar de drift laat zich alsnog duidelijk via andere wegen zien, naast in onze dromen dus ook in onze humor.

Door de verdringingsarbeid van de cultuur gaan primaire, maar nu door de censuur in ons verworpen mogelijkheden tot genot verloren. Het valt de menselijke psyche echter ontzettend moeilijk om afstand van iets te doen, en zo zien wij dat de tendentieuze grap een middel is om die opoffering ongedaan te maken, het verlorene te herwinnen.

Door middel van de tendentieuze grap kunnen we in gesublimeerde vorm toch nog enigszins gehoor geven aan onze primaire en verdrongen lusten.

Wij kunnen besluiten met te zeggen dat de tendentieuze grappen duidelijk over andere lustbronnen beschikken dan de onschuldige grappen - bij de laatste is de lust meestal aan de techniek gekoppeld. Bij alle obscene grappen zijn we echter vaak de dupe van oordeelsdwalingen omtrent de goedheid van de grap. De techniek van de grap is immers vaak heel beperkt, terwijl hun lachsucces groot is.



Dan nog twee nieuwtjes:

Cursus Freud: pionier van de laatste wildernis In november 2018, toen ik net begonnen was met het lezen van de werken van Freud, kwam ik per toeval een cursus over Freud tegen. Een zestal lezingen, gegeven door cultuurhistoricus Bart Jan de Graaf over het leven van Freud en zijn invloed op de hedendaagse cultuur, literatuur, kunst, film en filosofie. Levendige lezingen waarin ik allerlei wetenswaardigheden over Freud en zijn werk te weten kwam, met interessant beeldmateriaal ondersteund. Ik schreef er toen deze blog over. De cursus vond destijds plaats in Roermond, Maastricht en Sittard. Vanaf maart 2020 zal deze cursus herhaald worden in het Natlab in Eindhoven en in Studium Generale in Maastricht!

De cursusdata voor Eindhoven zijn: zes dinsdagen van 10.00-12.00, op 3, 10, 17, 24, 31 maart en 7 april.

Dezelfde data gelden voor Maastricht, maar dan om 19.30.

Ik zal bij de meeste lezingen in Eindhoven aanwezig zijn. Tevens zijn Bart Jan en ik (bij voldoende aanmeldingen) voornemens een excursie naar Wenen te organiseren in juni of juli 2020. Deze zal in het teken staan van Freud en het hernieuwde Freud Museum in Wenen. Tevens weet Bart Jan de Graaf veel te vertellen over de diaspora van de Joden en allerlei andere culturele en geschiedkundige onderwerpen die in Wenen te bezichtigen zijn. Meer info volgt tzt...


Ben je geïnteresseerd of ken je mensen die deelname aan de cursus leuk zouden vinden, jullie zijn van harte welkom in het Natlab in Eindhoven, vanaf 3 maart! Aanmelden kan via de website van Bart Jan: Freud - pionier van de laatste wildernis. Aanmelden voor de lezingen in Maastricht kan via Studium Generale.


Website Reading Freud

De website van Reading Freud is vernieuwd en uitgebreid!

De homepage is stilistisch verfraaid door gebruik van foto's.

Er is nu een inhoudsopgave per boek, waarbij alle hoofdstukken zichtbaar zijn met de bijbehorende blogs. Dit maakt het makkelijker om blogs terug te lezen of specifieke onderwerpen te zoeken.

Er is een pagina over Reading Freud in de Media toegevoegd: interviews met en verwijzingen naar Reading Freud en de samenwerking met andere websites zijn daarin te vinden.

Een pagina met interessante links en een aantal videos zijn toegevoegd.

Evenals een directe feed van de Instagramfoto's van Reading Freud, zodat deze ook toegankelijk zijn voor lezers zonder Instagramaccount.


487 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page